engels lesson 5 Flashcards
1
Q
admission
A
toegang
2
Q
amusing
A
vermakelijk
3
Q
to attend
A
bijwonen
4
Q
leisure
A
vrije tijd
5
Q
line-up
A
muziekprogramma
6
Q
memorable
A
gedenkwaardig
7
Q
outing
A
uitje
8
Q
pastime
A
tijdverdrijf
9
Q
to sign up for
A
zich inschrijven voor
10
Q
to game time off
A
vrij nemen
11
Q
to take up sth
A
een hobby oppakken
12
Q
worthwhile
A
de moeite waard
13
Q
buitensport
A
outdoor sport
14
Q
evenement
A
event
15
Q
excursie
A
excursion
16
Q
opgeven
A
to give up
17
Q
in de rij staan
A
to queue
18
Q
jaarlijks
A
annual
19
Q
kampvuur
A
campfire
20
Q
komedie
A
comedy
21
Q
lid worden
A
to join
22
Q
lui
A
lazy
23
Q
meedoen aan
A
to take part in
24
Q
meegaan
A
to come along
25
meenemen
to bring along
26
menigte
crowd
27
ontspannen
to relax
28
opwindend
exciting
29
spectaclair
spectacular
30
uit eten gaan
to eat out
31
uitslapen
to sleep in
