Engels Lesson 1 Flashcards
1
Q
blizzard
A
sneeuwstorm
2
Q
blow
A
klap
3
Q
choppy
A
woelig
4
Q
destruction
A
verwoesting; vernietiging
5
Q
disturbing
A
verontrustend
6
Q
drought
A
droogte
7
Q
extensive
A
omvangrijk
8
Q
force
A
kracht
9
Q
to gain speed
A
snelheid maken
10
Q
gust
A
vlaag
11
Q
to head out
A
naar buiten gaan
12
Q
latter
A
laatste
13
Q
moist
A
vochtig
14
Q
nevertheless
A
niettemin
15
Q
to occur
A
voorkomen