Engels Chapter 21-25 Flashcards
Spectators
Toeschouwer
Cancelled/called off
Afgelast
Deserves
Verdienen
Beat
Verslaan
Defeated
Verslaan
Defeats
Nederlaag
Win/victory
Overwinning
Draw
Gelijkspel
Supports
Steun
Promote
Bevorderen
Pitch
Veld
Artificial
Kunstmatig
Go in for
Doen aan
Exchanged
Ruilen, uitwisselen
Exhausted, worn out
Uitgeput
Challenged
Uitdagen
Challenge
Uitdaging
In succession
Achterelkaar
Event
Gebeurtenis
Lagging behind
Achterblijven
Event
Nummer
Cheered
Juichen
Rules
Regel, spelregel
Referee
Scheidsrechter
Abusive/ foul language
Scheldwoorden
Swore at
Uitschelden
Intervened
Tussenbeide komen
League
Competitie
Keep to / stick to
Zich houden aan
Comply with / observe
Zich houden aan
Fair
Sportief
Substitute
Invaller/ vervanger
Match
Partij / gelijke
Association
Bond
Advantage
Voordeel
Disadvantage / drawback
Nadeel
Entries
Inschrijving / deelnemer
In favour of
Ten gunste van
Endurance / stamina
Uithoudingsvermogen
Disqualified
Diskwalificeren
Facilities
Voorziening, faciliteit
Agreement
Overeenkomst
Perform
Presteren
Performance
Prestatie
Exercise
Lichaamsbeweging
Exercised
Oefenen
Strength
Kracht(en)
Benefit
Goed doen
Tournament
Toernooi
Runner-up
Tweede
Managed to
Slagen/ erin slagen
Succeeded in
Slagen / erin slagen
Devotes to
Wijden aan
Keen
Enthousiast
Contest
Wedstrijd
Achievement
Prestatie
Achieve
Bereiken
Leisure time/spare time/free time
Vrije tijd
Audience
Publiek