Engels Flashcards
1
Q
Accommodation
A
Onderdak
2
Q
Be scheduled
A
Op het programma staan
3
Q
Choir
A
Koor
4
Q
Contender
A
Rivaal
5
Q
Convert
A
Ombouwen
6
Q
Cover
A
Verslaan
7
Q
It’s beyond me
A
Het gaat me boven mijn pet
8
Q
Join hands
A
Samenwerken
9
Q
Specifically
A
Speciaal
10
Q
Surroundings
A
Omgeving
11
Q
Undertaking
A
Onderneming
12
Q
Colony
A
Kolonie
13
Q
Communicate
A
Communiceren
14
Q
Customs
A
Douane
15
Q
Explorer
A
Ontdekkingsreiziger