Engels Flashcards
Rechtstaan uit je bed
To get up
Je wassen/douche nemen
To take a shower
Je kleren aantrekken
To put on your clothes
Tanden poetsen
To brush your teeth
Ontbijt
To have breakfast
Thuis komen (bv van school)
To arrive home
Avondeten klaarmaken
To prepare dinner
Aan tafel zitten om te eten
To have dinner
Aan tafel zitten om huiswerk te maken
To do your homework
Wandelen met de hond
To take your dog for a walk
In bad liggen
To enjoy a long bath
Televisie kijken
To watch television
De trap oplopen om te gaan slapen
To go to sleep
Mijn telefoon/sociale media checken
To check my phone/social media
Je hobby’s beoefenen
To do your hobbies
(gaan) shoppen
To go shopping
Naar de bioscoop gaan
To go to the cinema
Gaan trainen (voetbal)
To go to your football practice
Gaan zwemmen
To go swimming
Gaan fitnessen
To hit the gym
Online tijd doorbrengen
To spend time online
Zangles volgen
To take singing classes
Foto’s nemen
To take pictures
Rondreizen
To travel around
Online video’s/series/films bekijken
To watch online videos/series/films