Endogene en exogene krachten Flashcards
Je weet wat de geologische tijdschaal is
een samenvatting van de aarde tot 4600 miljoen jaar geleden
Je kent de lagen waaruit de aarde is opgebouwd
Binnenste kern
Buitenste kern
Mantel : mesosfeer, asthenosfeer, lithosfeer
Je kent 3 soorten plaatgrenzen en kunt uitleggen hoe deze ontstaan
Divergente plaatgrens: 2 platen uit elkaar (schildvulkanen)
Convergente plaatgrens: 2 platen naar elkaar toe (plooiing)
Transforme plaatgrens: 2 platen langs elkaar (aardbevingen)
Je weet het verschil tussen explosief en effusief vulkanisme
explosief is stroperig, als hier veel waterdamp zit is er grote boem
effusief is erg vloeibaar, weinig druk
Je kent 4 vulkaan vormen en kunt uitleggen hoe ze ontstaan
Schildvulkaan: divergente plaatgrens
Spleetvulkaan: effusieve eruptie uit een langgerekte spleet
Stratovulkaan: convergente plaatgrens (subductie)
Caldera: als de magmakamer instort
Je begrijpt de relatie tussen het soort vulkanisme en de ligging ten opzichte van de plaatgrenzen
Divergent: lage druk, effusief, schildvulkaan
Convergent: hoge druk, explosief, stratovulkaan
Subductie: hoge druk, explosief, langgerekte rij stratovulkanen
Hotspot: rijen schildvulkanen door draaien plaat
Je weet hoe plooiingsgebergten ontstaan
door convergente platen en zo ophopen
Je weet hoe breukgebergten ontstaan
magma duwt tegen de aardplaat, er ontstaan scheuren en uiteindelijk breuken, delen die zakken vormen een dal (slenk) de hogere delen vormen bergen (horsten)
Je weet hoe een tsunami ontstaat
aardbeving in zee: de plaat schiet iets omhoog en duwt daardoor het water iets omhoog, bij de kust worden de golven groter
land/grond die in zee zakt: een stuk land valt de zee in als bommetje (door aardverschuiving)
Je begrijpt hoe de inkomende energie van de zon verdeeld wordt door de atmosfeer
door windsystemen en luchtsystemen
Je kunt uitleggen waardoor luchtdrukverschillen ontstaan
evenaar = veel zon, lagedrukgebied, lucht stijgt op en gaat naar plek met weinig luchtdeeltjes, hier wordt vocht omgezet in gas
Je kunt de grote windsystemen beschrijven
wind waait aan het aardoppervlak van hoge druk naar lage druk
Je kunt de wet van Buys Ballot toepassen
Met de wind in je rug op het noordelijk halfrond, heeft de wind een afwijking naar recht, op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links
Je kunt uitleggen door welke oorzaken de oceanische circulatie ontstaat
Door de wind
Door 3 ‘warmtepompen’, trekken zout/koud water aan, water niet zout/koud genoeg trekt het geen warmwater meer aan en wordt het daar koud, water bevriest, daalt en stroomt terug, bovenste deel warm onderste deel koud
Je weet welke invloed zeestromen hebben op het klimaat
warme zeestroom = relatief warmer, meer neerslag
koude zeestroom = relatief kouder
hoe verder van de evenaar, hoe kouder
Je kunt de hydrologische kringloop beschrijven
water: verdampt, condenseert, wolk stijgt, wordt kouder, valt terug als neerslag, gaat terug via rivieren / wordt opgenomen door planten
Je kent het klimaatsysteem van Köppen
verdeling dat gaat over temperatuur en neerslag (hoeveel en wanneer)
Je kent de 5 klimaatfactoren
geografische breedte (stralingsbalans)
ligging in hoofdcirculatiesysteem (luchtdruk / windrichting)
invloed van de zee
invloed van de zeestromen (warm, koud)
hoogteligging en reliëf (loef- en lijzijde)
Je kunt de spreiding van klimaten op verschillende schaalniveaus verklaren met behulp van de klimaatfactoren
‘Waarom zou een plek een bepaald klimaat hebben’
Grote letters van Köppen
A = tropisch >18 graden hele jaar
B = droog <300 mm neerslag per jaar
BW = <150 mm neerslag
BS = 150-300 mm neerslag
C = zee koude zomer warme winter
D = land warme zomer koude winter
E = pool warmste zomermaan <10 graden, min 1x <0 graden
EF = altijd sneeuw
ET = toendra (beetje mos/grasjes want periode boven 0)
EH = hooggebergteklimaat (hoog in de bergen)
Kleine letters van Köppen
s = droge zomer
natste wintermaand en droogste zomermaand >30% verschil
w = droge winter
droogste wintermaand en natste zomermaand >30% verschil
f = geen droge periode (altijd neerslag)
als er geen verschil van 30% is
Je weet het verschil tussen mechanische en chemische verwering
mechanisch: door beweging, brokkelt af
opwarming, koude plekken, biologisch
chemisch: door chemische reacties, veranderd samenstelling
roest, kalksteen en zure regen
Je kent de klimatologische omstandigheden waaronder de soorten verwering en erosie vooral voorkomen
erosie = het afschuren van gesteente door verweringsmateriaal
water, wind, ijs
Je kent de soorten massabeweging en hun ontstaan
vallen: zwaartekracht
vloeien: zand mengt met water tot modder en gaat naar beneden
glijden: door aardverschuiving glijdt iets naar beneden