Embryologie (neuro) Flashcards

1
Q

Benoem de fasen van embryogenese, en wanneer ze plaatsvinden.

A

Fasen volgen elkaar niet op, maar overlappen!

1: Bevruchtig-Deling-Inplanting (wk 1 - wk3)
2: Gastrulatie (begin wk 3)
3: Neurulatie (dag 18-19)
4: Metamerisatie (dag 19-21)
5: Deliminatie (wk 3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf het verloop van de deling van een zygote tot nidatie.

A

Bevruchting; zygote ontstaat.
+ 30 uur; zygote deelt, ontstane cellen = blastomeren
+ 40-50 uur; 4 blastomeren
+ 60 uur; 8 blastomeren.
+ 3 dgn; 16 blastomeren = Morula stadium
+4-5 dgn; ontstaan vloeistofholte, de blastocyste = blastomeer (zona pellucida nog aanwezig, uterus is bereikt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Naam en tijdstip van de 1e fase in embryogenese?

A

Bevruchting-deling-nidatie, wk 1 - wk3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tijdstip nidatie?

A

Dag 6, zona pelucida degenereert, kant v embryoblast “landt” in slijmvlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Naamgeving cellen blastocyste?

A

Buitenste: trophoblast
Binnenste: embryoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er met de buitenste cellen v blastocyste bij nidatie?

A

Versmelting met uteruswand;
Cytotrophoblast = in contact met slijmvlies
Syncytiotrophoblast = ingevreten in slijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ontwikkelt het embryoblast zich na innesteling?

A

Ontwikkelt zich tot tweebladige kiemschijf, amnionholte onstaat;
Epiblast (amnionholte), cylindervormig; later ectoderm
Hypoblast (primaire dooierzak), kubusvormige cellen; later entoderm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Naam en tijdstip van de 2e fase in embryogenese?

A

Gastrulatie, begin van de 3e week na de bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Belangrijkste kenmerken van gastrulatie?

A

Ontwikkeling van de driebladige kiemschijf vanuit de tweebladige kiemschijf, vorming ento-meso-ectoderm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In de gastrulatiefase; op welke plekken zijn entoderm en ectoderm met elkaar verbonden en wat vormen ze?

A

Craniale deel v embryo; membrana bucccopharyngea

Caudale deel v embryo; membrana cloacalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe migreren de cellen tijdens de vorming van de driebladige kiemschijf?

A

Door celdeling; primitieve streep (caudaal) ontstaat, loopt uit tot halverwege; primitieve knoop ontstaat.
Meer celdeling, primitieve groeve ontstaat; cellen invagineren en migreren naar lateraal en mediaal, en komen tussen epi- (ectoderm) en hypoblast (vervangen door dezelfde cellen, wordt entoderm) -> mesoderm.
Chorda dorsalis ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Naam en tijdstip van de 3e fase in embryogenese?

A

Neurulatie, op dag 18-19

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Belangrijkste kenmerken neurulatiefase

A

Chorda dorsalis induceert ontwikkeling neuraalplaat
Ontwikkeling en gedeeltelijke sluiting neurale buis (tot neuroporus ant+post)
Ontstaan neurale lijst
Beide komen lost te liggen in mesoderm
.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaat de neurale buis?

A

Door uitbreiding neuraalplaat tot memb buccopharyngea ontstaat neurale groeve. Cellen aan randen raken elkaar, en sluiten vanaf midden, thv 4e somiet.
Neurporus anterior sluit dag 26
Neuroporus posterior sluit dag 28

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verloopt de ontwikkeling van de neurale lijsten?

A

Verdikre randen van van neuraleplaat; cellen aan randen neurale groeve komen los te liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat ontstaat er uit de neurale buis?

A

CZS

17
Q

Waarin differentiëren de cellen van de neurale lijst zich?

A
Samen met mesodermaal weefsel??
Spinale gangliae
Gangliae v autonome zs
Deels; spinale gangliae craniale zenuwen; V, VII, IX, X
Cellen van Schwann
Hersenvliezen; Piamater, arachnoïd
(Neuronen;bi-multi-unipolair)
(Bijniermergcellen)
(Melanocyten)
18
Q

Naam en tijdstip van de 4e fase in embryogenese?

A

Metamerisatie, dag 19-21

Neurulatie is nog bezig

19
Q

Belangrijkste kenmerken van de metamerisatie?

A

Rangschikking mesoderm aan weerszijden neurale buis in somieten (gepaard) -> segmentaal karakter.

20
Q

Hoeveel en welke somietenparen ontstaan en verdwijnen er in de metamerisatie?

A
Tot op 30ste dag 42-44 paren;
4 occipitale
8 cervicale
12 thoracale
5 lumbale
5 sacrale
8-10 coccygeale
1e occipitale en laatste 5-7 coccygeale verdwijen
21
Q

Wat ontwikkelt zich vanuit de somietenparen?

A

Axiaal skelet
Bijbehorende spieren
Mede; onderhuids bindweefsel

22
Q

Naam en tijdstip van de 5e fase in embryogenese?

A

Deliminatiefase, 3e week na bevruchting.

23
Q

Belangrijkste kenmerken van de deliminatiefase?

A
Sterke differentiatie en groei embryo
Ontstaan kopvouw craniaal
Ontstaan staartvouw caudaal
Ontwikkeling hersenblaasjes
Door rotatie; vorming neuraalbuis en oerdarm
24
Q

Welke hersenblaasjes, van craniaal naar caudaal, worden primair gevormd op dag 25 tijdens de ontwikkeling van het CZS?

A

Prosencephalon
Mesencephalon
Rhombencephalon

3 blaasjes stadium

25
Q

Wat ontstaat er vanuit het prosencephalon?

A

Telencephalon -> hemisferen

Diencephalon -> tussenhersenen

26
Q

Wat ontstaat er vanuit het mesencephalon?

A

Mesencephalon -> middenhersenen

27
Q

Wat ontstaat er vanuit het rhombencephalon?

A

Metencephalon -> pons
-> cerebellum
Myencephalon -> medulla oblongata

28
Q
Vanuit welke blaasjes ontwikkelt zich de latere hersenstam;
Prosencephalon
Mesencephalon
Rhombencephalon
Telencephalon
Diencephalon
Metencephalon
Myencephalon
A

Vanuit mesencephalon -> middenhersenen

Vanuit rhombencephalon;

Metencephalon -> pons
Myencephalon -> medulla oblongata

29
Q

Vanuit welke hersenblaasjes (3- en 5 blaasjes staduim) ontwikkel het cerebellum zich?

A

Rhombencephalon -> metencephalon