elektromagnetisme Flashcards

1
Q

magnetische werking

A

grootst aan uit einde (bij polen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ongelijksoortige polen

A

trekken elkaar aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gelijksoortige polen

A

stoten elkaar af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

magnetische influentie

A

magnetostatische inductie = wanneer ijzer in buurt van magneet zich als een magneet zal gedragen door magnetisch veld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

permante mageneet

A

magneet die de magnetische eigenschappen blijf behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

elektromagneet

A

een magneet die we aan en uit kunnen zetten door behulp van elektrische stroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

magnetische stoffen

A

ijzer, nikkel, gadolinium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

niet-magnetische stoffen

A

aluminium, koper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verlies eigenschappen magneet

A
  • verwarming: thermische agitatie desoriënteert moleculen
  • schok
  • tijd

{extra: desoriëntatie begint aan uiteinde polen}

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

polen magneten afscheidbaar

A

Neen, bestaat uit weiss-gebiedjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

weiss-gebiedjes

A

= magneculen: kleine, elementaire deeltjes

*bij magneet geordend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ferromagnetisme

A

sterk magnetisch veld te geleiden of vast te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

diamagnetisme

A

materialen worden afgestoten door een magnetisch veld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

paramagnetisme

A

in de afwezigheid van een uitwendig veld geen spontane magnetisatie optreedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aardmagnetisme

A

valt magnetische polen vallen niet samen met geografische polen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

magnetisch veld

A

ruimte rond magneet/ stroomvoerende geleider waar magnetische krachtwerking laat voelen

17
Q

magnetische veldlijnen

A

lijn waarvan raaklijn in elk punt richting geeft

zin: van noord naar zuid + in staafmagneet homogeen

18
Q

magnetisch spectrum

A

voorstelling magnetisch veld

19
Q

magnetisch veld rechte stroomvoernde geleider

A

veldlijnen

  • vorm: concentrische cirkels
  • ligging :in vlak loodrecht op geleider
  • zin: rechterhandregel
20
Q

eerste rechterhandregel

A

gestrekte duim = conventionele stroom zin (I)

gekromde vingers = veldlijnen zin

21
Q

magnetisch veld stroomvoerende spoel

A

veldlijnen

  • sterkst in vlak van winding
  • ligging: vlak loodrecht op geleider
  • zin: tweede rechterhandregel
22
Q

tweede rechterhandregel

A

gekromde vingers = conventionele stroom zin

gestrekte duim = zin veldlijnen

23
Q

magnetisch veld solenoïde (s)

A
  • sterkst binnen s
  • ligging: binnen s loodrecht op vlak dus //
  • zin: tweede rechterhand regel
24
Q

magnetische veldsterkte

A
H = N.I/l (s)                                          eenheid: A/m
H = N.I/2.pi.r (rings)
H = I/2.pi.r (een draad)
25
Q

magnetische inductie

A

=magnetische fluxdichtheid

B = u.H eenheid: N/A.m = T

magnetische permiabliteit u= u0.ur

u0 = magnetische permiabliteit vacuum
ur = relatieve permeabliteit medium
B= u.N.I/l (s)
B= u.N.I/2.pi.r (rs)
B= u.I/2.pi.r (een draad)
26
Q

lorentzkracht

A

een stroomvoernde geleider geplaatst in een magetisch veld zal de lorentzkracht onder gaan

zin van kracht a.d.h.v. fbi-regel

Fl= B.I.L

27
Q

FBI-regel

A

= linkerhandregel

loodrechte hoek met middelvinger en wijsvinger

wijsvinger = zin B
middelvinger = zin I
duim = lorentzkracht
28
Q

sterkte lorentzkracht

A
  • hoe sterker stroom, hoe sterker lorentzkracht
  • hoe sterker magnetische inductie, hoe sterker lorentzkracht
  • hoe langer geleider, hoe sterker lorentzkracht
29
Q

formule lorentzkracht lading

A

Fl= B.I.L = B.q/delta t.l =B.q.v met v= l/delta t

30
Q

magnetische flux formules

A

ϕ= B.A =A.B.cos& µ
met B.cos&= Bloodrecht (normaalcomponent)
ϕn= N.ϕ= N.B.cos&

31
Q

wet van lenz

A

de zin van inductie is zo dat hij de oorzaak van zijn ontstaan probeert tegen te werken