Eiwitten en genen Flashcards

1
Q

HIF1alpha

A

Angiogene groeifactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

VHL

A

Angiogenese remmer: bij binding aan H1F alpha wordt H1Falpha afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

VEGF

A

Angiogene groeifactor: heeft direct effect op endotheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

OGG1

A

Een DNA glycosylae: herkent DNA-schade en creëert abasische plaats door base flipping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

AP endonuclease

A

Herkent abasische plaats –> maakt esDNA-breuk aan 5’-kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

XPC+CETN12+RAD23B

A

Eiwitcomplex dat DNA op beschadigingen scant (onderdeel van NER globaal genoom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

UV-DDB

A

Bindt aan XPC’ eiwitcomplex zodra er laesie is gevonden (NER GG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

TFIIH

A

Bindt zodra RAD23B verwijderd is (NER zowel TG als GG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CSA en CSB

A

Herkennen signaal als RNA-polymerase vastloopt (NER TG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

XPD en XPB

A

Ontwinden DNA (NER)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

XPA

A

Controleert op laesie (NER)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

XPF

A

Knipt 5’-kant van laesie (point of no return NER)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

XPG

A

Knipt 3’-kant van laesie (NER)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

KU70/80

A

Herkent breuk in DNA (NHEJ)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

RAG1/RAG2

A

Verantwoordelijk voor creëeren dsDNAbreuken in immunoglobuline locus –> voor variabiliteit in anitilichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

RAD51

A

Herkent nucleotide sequenties op complementaire streng en bevordert hiermee de ‘basepairing’ (homologe recombinatie)

17
Q

BRCA1 en BRCA2

A

Beïnvloeden gedrag van RAD51: zorgen ervoor dan RAD51 bij juiste schade terecht komt

18
Q

MSH2/MLH1/MSH6/PMS2

A

Vinden mismatch (mismatch reparatie)

19
Q

EXO1

A

Eet als pacman de foute nucleotiden op

20
Q

BCR-ABL

A

Fusie-gen ontstaan door translocatie(9;22)

21
Q

P210bcr-abl

A

Fusie eiwit (product BCR-ABL): kan substraten voor de celcyclus fosforyleren

22
Q

ALT

A

Nieuw soort mechanisme voor tumorcellen om onbeperkt te delen (zelfde idee als telomerase)

23
Q

RB

A

Restrictiepunt eiwit: heeft E2F gebonden waardoor het actief blijft

24
Q

P53

A

Tumorsuppressor eiwit (G1/S-checkpoint) zorgt voor afschrijving p21

25
Q

ATM

A

tumorsuppressor eiwit: activeert CHK2

26
Q

BUB1

A

Anafase checkpoint: kijken of alle tubulinedraden goed bevestigd zijn

27
Q

EGF

A

groeisignaal die cycline D activeert

28
Q

E2F

A

transcriptiefactor die genen voor de S-fase aanzet (duplicatie fase)  zet cycline E aan maar ook p16 zodat cycline D weer geremd wordt

29
Q

CHK2

A

inactiveert cycline A/CDK2-complex  stopt DNA-synthese in S-fase

30
Q

NBS1

A

bindt aan dsDNAbreuk  houdt strengen bij elkaar

31
Q

RAD50

A

bindt aan dsDNAbreuk  houdt strengen bij elkaar

32
Q

CRY1

A

Bij uitschakelen: klok sneller

33
Q

CRY2

A

Bij uitschakelen: klok langzamer

34
Q

Clock en Bmal1

A

Transcriptiefactoren die CRY-genen activeren

35
Q

Rev-Erbɑ

A

Activeert Bmal1

36
Q

PER1 en 2

A

vormen complex met CRY-genen voor negatieve feedback op de E-box

37
Q

CCG

A

klok-gecontroleerde genen: regelen koppeling klok met gedrag en metabole processen

38
Q

SHP-1

A

Fosfatase die specifiek aan JAK-kinase/SH2 domein kan binden

39
Q

RAS

A

Zowel gen als eiwit: speelt rol bij overleving en celdeling van de cellen