Eindterm 7 Flashcards
Een uitleg van Plessners’ poging om de biologische benadering van de mens te verenigen met de fenomenologische bestaanservaring en van zijn opvatting dat mensen onbepaalde wezens zijn.
Het wezen van de mens is van nature onbepaald. Plessner geeft duidelijk aan dat de mens niet door biologische kenmerken gedetermineerd is. De menselijke bestaanservaring is open en onbepaald doordat mensen, in tegenstelling tot andere dieren, niet samenvallen met hun beleving van het handelen in het hier en nu. Mensen zijn excentrisch. Daarom is ook een fenomenologische beschrijving van de mens nodig.
Het begrip “excentrische positionaliteit”.
Betekent dat mensen zowel in hun lichaam zijn als er vanaf naar kunnen kijken, waardoor ze kunnen reflecteren op hun bestaan.
Uitleg van Plessner’s eerste antropologische wet: natuurlijke kunstmatigheid.
Ons leven is kunstmatig, omdat we voortdurend keuzes kunnen maken en ons leven actief vormgeven: Wat moet ik doen? Hoe moet ik leven? We kunnen onszelf dus van een afstand bekijken.
Uitleg van Plessner’s tweede antropologische wet: bemiddelde onmiddelijkheid.
De mens ervaart zichzelf als subject dat bemiddelt zit tussen zichzelf en de omgeving en tegelijkertijd als subject dat onmiddelijk de omgeving ervaart.
Uitleg van Plessner’s derde antropologische wet: utopische standplaats.
Gaat over hoe we altijd proberen beter te worden en onze grenzen te verleggen, maar ook het gevoel dat we nooit ergens thuis zijn (we hebben geen vaste instincten).
(betekent: niet bestaande) Mensen hebben geen vaste basis en staan eigenlijk “nergens”, dus geen grenzen aan wat we willen worden.
Religie kan helpen om een gevoel van vaste grond te geven en antwoorden te bieden op grote levensvragen: wie zijn we, waar komen we vandaan?
Als we samen een gemeenschap vormen (medewereld: de gedeelde wereld waaarin we samen leven met anderen en met andere vormgeven aan cultuur), creërenwe een gedeelde identiteit en een gezamelijk gevoel van bedoeling, zelf dan voelen we ons nog steeds als unieke individuen en twijfeln we aan het idee van een absolute basis voor ons bestaan.
Een uitleg met tekstfragment 2 van Plessners opvattingen dat de problematiek van lachen en wenen de dubbelzinnige verhoudeing van de mens tot het eigen lichaam verduidelijkt en de oorsprong van lachen en wenen de bestaanservaring typeert.
Lachen en wenen als reactie op een onvoorspelbare (onzekere) situatie. Er is sprake van overmacht. Je vervalt erin.
Lachen is ongecontroleerd lichamelijk (lichamelijk, lichaam zijn, centrisch), maar ook mogelijk als reactie van een reflectie wezen die in een betekenisvolle wereld leeft en bijvoorbeeld iets als absurd ervaart (reflectie, lichaam hebben, excentrisch).
Dubbelaspect: we hebben en zijn een lichaam.
-> Dat maakt ons onbepaald. Mens is niet vastgelegd door natuurlijke eigenschappen: vrijheid om bestaan zelf richting te geven.
-> Gevolg van excentrische positionaliteit: je kunt reflecteren.