eiezgirz Flashcards

trhrtst

1
Q

verhalen die verklaring bieden voor belangrijke vragen

A

mythologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mannier waarop geschreven teksten een boodschap weergeven

A

schriftsoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uiting van menselijk gedrag, tegengestelde van natuur

A

cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wijsgebeerte, activiteit met als doel verkrijgen van kennis en weisheid.

A

filosofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

economische activiteit waarbij goederen worden uitgewisseld tegen betaling

A

handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

manier waarop beleid gevoerd word

A

bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het vestigen van nederzettingen op nieuwe plaatsen

A

konolisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

regeervorm met een gekozen staadshoofd

A

republiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitgestrekt gebied onder 1 bestuur

A

rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

toestand van verschil

A

ongelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gewapend conflict

A

oorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sociale ongelijkheid waarbij mensen het bezit van andere mensen zijn

A

slavernij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

plaats van grote gemeenschap. stedelijke kenmerken verschillen naar periode

A

stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ordening in tijd

A

chronologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

periode van 100 jaar

A

eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

periode wanneer aarde rond haar ster draait

A

jaar

17
Q

periode van 1000 jaar

A

millenium

18
Q

afbakening in de tijd

A

periode

19
Q

datum die verwijst die eigenlijk langer had moeten duren

A

symbolische datum

20
Q

manier om te situeren in de tijd

A

tijdrekening

21
Q

periode waarin iets voortduurt (niet veranderd)

A

continuïteit

22
Q

moment van grote maatschappelijke verandering.

A

scharniermomenten

23
Q

het anders worden

A

wijzeging

24
Q

reden waarom iets gebeurt

A

functie

25
Q

resultaat feit/ gebeurtenis

A

gevolg

26
Q

reden waarom iets gebeurt

A

oorzaak

27
Q

bron die we kunnen gebruiken om iets te bewijzen

A

aanwijzing

28
Q

motief of reden waarmee je iets aantoont

A

argument

29
Q

datgene waarmee iets met zekerheid word aangetoont

A

bewijs

30
Q

stelling die nog niet bewezen is

A

hypothese

31
Q

plaatselijk, van beperkte geografische schaal of invloed

A

lokaal

32
Q

behorend tot de zee

A

maritiem

33
Q

grotere schaal dan lokaal

A

regionaal

34
Q

grotere plaats waar mensen wonen

A

stad

35
Q

onder bestuur van koning

A

monarchie

36
Q

onder bestuur van enkele rijken

A

oligarchie

37
Q

bestuur door gekozen leider

A

democratie