Economie Hoofdstuk 1 Flashcards
Wat is een andere term voor institutionele economie?
Economische organisatietheorie. Waarbij institutionele economie ook kijkt naar het macroniveau van de economische orde, waar de economische organisatietheorie dat in principe niet doet.
Welk begrip staat centraal in de institutionele economie en wat houdt het in?
Het transactiebegrip: het idee dat transacties in een economie niet zonder kosten tot stand komen.
Een transactie is een ander woord voor het economische begrip ‘ruil’.
Waarom is het een misverstand dat economie alleen over markten zou gaan?
De focus (het kenobject) van de economische discipline is: het rationele gedrag van actoren in situaties van relatieve schaarste die tot keuzes dwingen. Waarbij economie gaat over het bereiken van welvaart als doel. Een markt is een confrontatie van vraag en aanbod, waarbij prijsmechanisme voor evenwicht zorgt. Situaties van relatieve schaarste zijn niet beperkt tot marktsituaties; ze doen zich o.a. ook voor in de publieke sector.
Wat houdt de rationaliteitshypothese in?
De veronderstelling dat mensen doelbewust handelen in situaties van relatieve schaarste.
Welke functie vervult geldt binnen de economie?
geldt vervult hier de functie van de gezamenlijke noemer: het maakt het mogelijk verschillende situaties met elkaar te vergelijken.
Waarom is de economie niet normatief van aard?
De economische discipline is analytisch van aard: ze observeert en probeert te verklaren. Maar ze schrijft niets vóór, is niet normatief ten aanzien van de doelen die mensen nastreven: het één is beter’ dan het ander. Economie gaat niet over doelen – en er zijn ook geen economische doelen’ versus ‘niet-economische doelen’ – maar over middelen: hoe kunnen eenmaal gekozen doelen het best worden bereikt?
De moderne economie gaat niet alleen over geld (hoe je het meeste kunt verdienen). Maar waar gaat de moderne economie dan van uit?
De moderne economie gaat
uit van een ruim welvaartsbegrip. Mensen worden geacht hun voorkeuren te kunnen ordenen in individuele nutsfuncties. In nutsfuncties zit alles waar mensen belang aan hechten: materiële en immateriële zaken; zaken van direct eigenbelang, maar ook de welvaartsposities van anderen, dichtbij of verder weg. Economen veronderstellen niet dat mensen alleen ‘gaan’ voor hun directe eigenbelang, maar houden rekening met allerlei vormen van solidariteit en loyaliteit – dit heet ‘altruïsme of ‘nutsinterdependentie’.
Wat zijn instituties binnen de institutionele economie?
Instituties zijn door mensen ontworpen structuren die beperkingen opleggen aan hun economische, sociale en politieke gedrag. Daardoor verkleinen ze de onzekerheid die gepaard gaat met informatietekorten bij transacties.
We maken onderscheid tussen formele en informele instituties
Wat zijn informatiekosten?
informatiekosten zijn een vorm van transactiekosten. het zijn de kosten die je maakt om informatie te verwerven die nodig is bij het tot stand komen van een transactie.
Wat is optimale allocatie?
Een optimale allocatie is een situatie waarin het aanbod zich heeft aangepast aan de vraag en er een ‘best mogelijk’ bestedingspatroon of productiepatroon is ontstaan, dat aansluit bij de schaarste verhoudingen.
Noem 2 instrumenten om optimale/efficiënte allocatie te bewerkstelligen.
Een markt
Een hiërarchie
Markten zijn op te vatten als horizontaal, hiërarchie als verticaal coördinatiemechanisme van economische beslissingen.
Wat houdt padafhankelijkheid in?
Hoge veranderingskosten maken een theoretisch optimale situatie niet haalbaar. Voor dit verschijnsel wordt de term ‘padafhankelijkheid’ gehanteerd: het in het verleden afgelegde pad (= de in het verleden gemaakte keuzes, vaste gedragspatronen die men zich eigen heeft gemaakt en dergelijke) staat bepaalde keuzemogelijkheden nu in de weg (lock-in). Daardoor zijn uitkomsten die in theorie beter c.q. optimaler zijn, niet bereikbaar.
Uit welke 3 samenhangende leerstukken bestaat de institutionele economie?
de eigendomstheorie;
de transactiekostentheorie;
de principaal-agenttheorie.
Waar is het leerstuk van de institutionele economie een aanvulling op?
Het is een aanvulling op de traditionele neoklassieke micro-economie, ook wel markt- en prijstheorie genoemd.
Die theorie gaat
over de werking van prijzen en markten, niet meer en niet minder.
Waar gaat het om in het algemeenevenwichtsmodel van Léon Walras (1834-1910)?
Het gaat om de analyse van dat horizontale coördinatiemechanisme op alle markten tegelijk, onder veronderstelling van perfect gedecentraliseerde besluitvorming door economische agenten. Een dergelijk model kan alleen ontwikkeld worden door onnodige complicaties – zoals de interne besluitvorming binnen bedrijven – weg te laten, ten behoeve van de eenvoud.
Wat levert het algemeenevenwichtsmodel van Léon Walras/ de neoklassieke theorie op?
Een basismodel; een referentiekader dat toetsend en weerleggend nader moet worden gespecificeerd om het realiteitsgehalte op te voeren.
Waar houdt het basismodel van de neoklassieke theorie nog geen rekening mee?
Het bestaan van:
• Pluriforme doeleinden en het interne functioneren van organisaties;
• Instituties;
• Onvolledige contracten;
• Transactiekosten, waaronder zoekkosten, die in de hand worden gewerkt door de heterogeniteit van goederen.
* Dat producten die op de markt aangeboden vaak niet homogeen zijn.
Wat zijn transactiekosten?
Transactiekosten zijn alle kosten die in het economisch verkeer gemaakt moet worden om een transactie tot stand te brengen.
Een transactie vindt alleen plaats binnen een markt.
Waar of niet waar?
Niet waar.
Ook binnen een onderneming vinden vele transacties plaats: tussen werkgever en werknemer bijv.
• Waarom bestaan er naast markten ook bedrijven en andere organisaties?
Dat is een besparing op transactiekosten.
Waarom wordt op de arbeidsmarkt de arbeid als regel niet per uur gekocht verkocht, maar via vaste, langlopende contracten?
Dergelijke listed prices dragen bij aan een betrouwbare kwaliteit van het geleverde bod en besparen zo op informatiekosten.
Waarom kan een overheid een efficiënte institutie zijn om het aanbod van bepaalde goederen en voorzieningen te garanderen?
Dat is het geval bij goederen met relatief omvangrijke externe effecten die transactiekosten tussen partijen met zich mee zouden brengen wanneer geprobeerd zou worden om de optimale hoeveelheid ervan door middel van vrijwillige onderhandelingen en ruil te bepalen.
Waarom kan een samenleving als geheel baat hebben bij macro-instituties, zoals bijvoorbeeld werkgevers- en werknemerskoepels die met elkaar op nationaal niveau overleggen over loonmatiging?
dergelijke instituties genereren vertrouwen en kunnen daarmee transactiekosten verlagen in een economie; in dit geval de transactiekosten die de overheid moet naken om partijen te overtuigen dat loonmatiging gewenst is ter wille van werkgelegenheidscreatie. Dit is het voordeel van het zogenaamde poldermodel.
Waarom kunnen bestaande instituties ook gaan disfunctioneren?
wanneer de analyse van instituties wordt gedynamiseerd, kan blijken dat ze niet meer goed passen in een veranderde economische omgeving of dat ze met het klimmen der jaren fricties en vertragingen in de gang gaan werken. Dan worden ze juist een bron van transactiekosten in laats van transactiekosten te verminderen.