economie begrippen Flashcards
schaars goed
goed waarvoor productiefactoren ingezet moeten worden om het te verkrijgen
vrij goed
goederen die niet schaars zijn
behoeften
de wensen die mensen hebben
middelen
zaken waarmee de behoeften vervuld kunnen worden
zelfvoorziening
zelf producten maken
consument
iemand die goederen en diensten koopt
consumptiegoed
goederen en diensten waarmee consumenten in hun behoeften voorzien
kapitaalgoederen
goederen die worden ingezet in een productieproces
arbeid
het werken en denken van mensen bij de productie
natuur
alles wat de natuur bied voor de productie
ondernemerschap
de productiefactoren combineren bij de productie
wat is het verschil tussen indirecte ruil en directe ruil?
indirecte ruil is makkelijker want het is minder tijd en moeite
wat zijn de 4 waardes van geld
nominale, intrinsieke, interne en externe waarde
nominale waarde
de waarde die op het geld aangegeven is
intrinsieke waarde
de materiaal waarde van geld
interne waarde
de hoeveelheid goederen en diensten die je in eigen land met een euro kunt kopen
externe waarde
de hoeveelheid buitenlands geld die je met je een euro kan kopen
wat zijn de 3 functies van geld
ruilfunctie, rekenfunctie en oppotfunctie
chartaal geld
tastbaar geld
giraal geld
onzichtbaar geld
hoe bereken je procentuele verandering
nieuw - oud / oud x 100
hoe bereken je procentuele vergelijking
verschil/gegeven na het woord ‘dan’ x 100
hoe bereken je het geheel van de andere persoon
geheel / 100 x gegeven percentage
indexcijfer uitrekenen
waarde jaar A / waarde basisjaar x 100