Economie begrippen Flashcards
Markt
Een plaats waar vraag en aanbod samenkomen
Concrete markt
Hier zijn vragers, aanbieders en producten fysiek aanwezig en er wordt op afgesproken tijden handel gedreven
Abstracte markt
Dit is het totaal van vraag en aanbod in een bepaald gebied of regio. Hierbij hoeven de vragers, aanbieders of producten niet fysiek aanwezig te zijn. (marktplaats, arbeidsmarkt, huizenmarkt)
Wet van vraag en aanbod
Vragers en aanbieders van een bepaald goed komen bij elkaar op de markt. Door de wet van vraag en aanbod ontstaat er een evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.
Vraag
De maat voor de hoeveelheid goederen en diensten waaraan behoefte is.
Aanbod
De beschikbaarheid van goederen en diensten.
Maximumprijs
Verlaging van de evenwichtsprijs om consumenten te beschermen.
Minimumprijs
Verhoging van de evenwichtsprijs om de producenten te beschermen.
Evenwichtsprijs
De prijs waarvoor geldt dat het aanbod (van goederen) gelijk is aa de vraag (naar goederen).
Evenwichtshoeveelheid
Dit is de hoeveelheid die de aanbieders aanbieden en vragers vragen bij de evenwichtsprijs.
Betalingsbereidheid
Hoeveel wil je ervoor betalen?
Constante / vaste kosten (TCK)
Kosten die niet afhangen van de hoeveelheid producten, maar van de productiecapaciteit.
Variabele kosten (TVK)
Kosten die afhangen van het aantal producten dat je produceert.
Totale kosten (TK)
Totale constante kosten + totale variabele kosten. TCK + TVK = TK
Transactiekosten
Alle kosten die in het economische verkeer moeten worden gemaakt ten behoeve van het tot stand brengen van een transactie.
Winst
Hoeveel we overhouden als we van de totale opbrengsten de totale kosten afhalen. TO - TK = TW
Break evenpoint (BEP)
Het punt waarbij er geen winst of verlies wordt gemaakt. Na dit punt zal er winst worden gemaakt. TW = TO - TK = 0
Marginale opbrengsten (MO)
De extra opbrengsten bij één extra product.
Marginale kosten (MK)
De extra kosten bij één extra product.
Inkomenselasticiteit
De inkomenselasticiteit is een vermenigvuldigingsfactor die aangeeft in welke mate de uitgaven voor een bepaald product reageren op een inkomensverandering.
Kruiselinge elasticiteit
Bij de kruislinge elasticiteit gaat het om de mate waarin de vraag naar een product reageert op een prijsverandering van een ander product.
Substitutiegoederen
Producten die elkaar kunnen vervangen. De prijs van A stijgt waardoor de vraag naar B omhoog gaat.
Complementaire goederen
Producten die altijd samen worden gekocht. De prijs van goed A stijgt waardoor de vraag naar het complementair goed stijgt.
Primaire / noodzakelijke goederen
Goederen die voorzien in de eerste levensbehoefte van de consument. Wanneer je inkomen stijgt zal je iets meer van deze goederen kopen maar niet veel. Elasticiteit tussen 0 en 1.