Ecologie Flashcards

wetenschappelijke namen

1
Q

vlinderbloemenfamilie

A

Fabeceae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tuil

A

tros of pluim waarbij de lengte van de stengel zo is dat er een horizontale lijn komt te liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

steunblad

A

blad aan de voet van een bladsteel of bladschijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tweestijlige meidoorn

A

crataegus laevigata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rozenfamilie

A

rosaceae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

duizendknoopfamilie

A

polygonaceae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stamper

A

het orgaan dat zaden voortbrengt (vrouw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ranonkelfamilie

A

ranunculaceae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

boterbloem

A

ranunculus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

varkensgras

A

polygonum aviculare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bosaardbei

A

fragiaria vesca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bloemdek

A

de kroon en kelk samen (kroonblad/kelkblad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lipbloemenfamilie

A

lamiaceae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

clematis

A

clematis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

lijsterbes

A

sorbus aucuparia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

schermbloemenfamilie

A

apiaceae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

meeldraad

A

mannelijk voortplantings orgaan van een bloem (helmdraad en helpknop)

18
Q

bladnevaturen

A

de rangschikking van nerven in een bladlaag

19
Q

Kleine watereppe

A

Berula erecta

20
Q

robinia

A

robinia pseudoacacia

21
Q

kiel

A

Bij vlinderbloemen zijn dit de onderste twee kroonbladen, die aan één rand vergroeid zijn en stamper en meeldraden omsluiten

22
Q

splitvrucht

A

en droge, meerzadige vrucht, die in éénzadige, gesloten blijvende delen (deelvruchtjes) uiteenvalt. Een niet-openspringende vrucht, die zich bij rijpheid splitst in afzonderlijke dopvruchten.

23
Q

witte dovenetel

A

lamium album

24
Q

gewone hennepnetel

A

galeopsis tetrahit

25
Q

luzerne

A

medicago sativa

26
Q

gewone rolklaver

A

lotus corniculatus

27
Q

rode klaver

A

trifolium pratense

28
Q

lathyrus (prokerwt)

A

lathyrus

29
Q

(wilde) peen

A

Daucus carota

30
Q

gewone pastinaak

A

pastinaca savita

31
Q

Ruwbladigenfamilie

A

Boraginaceae

32
Q

Kaukasisch vergeet-mij-nietje

A

Brunnera macrophylla

33
Q

Glad parelzaad

A

Lithospermum

34
Q

Composietenfamilie

A

Asteraceae

35
Q

Paardenbloem

A

Taraxacum

36
Q

Grassenfamilie

A

Poaceae

37
Q

tongetje

A

het vliesje of een krans van haren bij de overgang van de bladschede naar de bladschijf

38
Q

bladschijf

A

geheel van het blad (alle nerven en daar tussen)

39
Q

bladschede

A

verbreed bladachtig onderste deel van bladsteel of bladschijf dat de stengel dat de stengel deels of geheel omsluit en dan vergroeid open kan zijn

40
Q

kiel

A

bij vlinderbloemen de twee kroonbladen die aan elkaar gegroeid zijn

41
Q

oortjes

A

de voetslippen van een zittend blad, die de stegel deels het blad is dan halfstengelomvattend