eco h 456 Flashcards

1
Q

Wat regelt de Arbeidstijdwet?

A

Regels over werk- en rusttijden om overbelasting te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat regelt de Arbowet?

A

Regels over veilige en gezonde werkomstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

at doet het UWV?

A

Voert werknemersverzekeringen uit, zoals werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe bereken je een procentuele toename?

A

(Nieuw - Oud) ÷ Oud × 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe bereken je inkomen per hoofd?

A

Nationaal inkomen ÷ aantal inwoners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kredietkosten?

A

De extra kosten die je betaalt bij een lening (bijv. rente).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen import en export?

A

Import: Goederen en diensten kopen uit het buitenland.
Export: Goederen en diensten verkopen aan het buitenland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de exportquote?

A

Het percentage van de totale productie dat wordt geëxporteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is protectionisme?

A

Economische maatregelen zoals importheffingen en quota om de eigen economie te beschermen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is globalisering?

A

toenemende wereldwijde handel en economische verbondenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de EMU en wat doet het?

A

De Economische en Monetaire Unie, waar landen de euro gebruiken en samenwerken op economisch gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de gevolgen van technologische ontwikkelingen in de EU?

A

Innovatie, efficiëntere productie en meer concurrentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is monocultuur?

A

Wanneer een land afhankelijk is van de export van één product (zoals olie of koffie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van ontwikkelingslanden?

A

Lage inkomens, slechte infrastructuur, afhankelijkheid van export.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is ontwikkelingssamenwerking?

A

Hulp van rijke landen aan arme landen om economische groei te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn subsidies?

A

Financiële steun van de overheid aan bedrijven of sectoren.

12
Q

Wat is een importheffing?

A

Extra belasting op buitenlandse producten om binnenlandse bedrijven te beschermen.

12
Q

Wat is een importquota?

A

Een maximale hoeveelheid producten die mag worden geïmporteerd.

13
Q

Wat is het verschil tussen conjunctuur en structuur in de economie?

A

Conjunctuur = korte termijn, schommelingen in de economie (bijv. recessie of hoogconjunctuur).
Structuur = lange termijn, fundamentele kenmerken van een economie, zoals technologie, onderwijs en infrastructuur.

13
Q

wisselwerking in de economie?

A

Hogere lonen → meer koopkracht → meer vraag → groei economie.
Hogere belasting → minder uitgaven → economische krimp.