eco Flashcards
1
Q
chartaal geld
A
bankbiljeten en munten
2
Q
directe ruil
A
het ruilen van producten zonder gebruikt te maken van geld
3
Q
geldfuncties
A
drie manieren
ruil middel
spaarmiddel
rekenmiddel
4
Q
giraal geld
A
geld op de bankrekening
5
Q
indirecte ruil
A
goederen die geruild worden tegen geld
6
Q
saldo
A
de hoeveelheid geld op je bankrekening
7
Q
rente
A
een vergoeding van de bank
8
Q
spaarmotieven
A
redenen om te sparen
voor een bepaald doel
uit voorzorg
voor de rente
9
Q
sparen
A
het niet uitgegeven van een deel van je inkomsten