echo verliefd-ovidius-latijn Flashcards
1
Q
ergo
A
nevenschikkend voegwoord
dus
2
Q
ubi
A
onderschikkend voegwoord
toen, wanneer
3
Q
per
A
voorzetsel+ acc
door, gedurende
4
Q
devius
A
devia, devium
afgelegen
5
Q
rus
A
ruris (o.)
platteland
6
Q
vagari
A
vagor, vagatus sum
rondzwerven
7
Q
videre
A
video, vidi, visum
zien
8
Q
et
A
nevenschikkend voegwoord
en, ook
9
Q
incalescere
A
incalesco, incalui,-
ontbranden (van liefde)
10
Q
sequi
A
sequor, secutus sum
volgen
11
Q
vestigium
A
vestigii (o.)
spoor
12
Q
furtim
A
bijwoord
heimelijk
13
Q
quo
A
bijwoord (bij comperatief)
hoe
14
Q
magis
A
bijwoord
meer
15
Q
flamma
A
flammae (v.)
vlam
16
Q
prope
A
bijwoord
dichtbij, bijna
17
Q
calescere
A
calesco, calui,-
warm worden
18
Q
non
A
ontkenning
niet
19
Q
aliter
A
bijwoord
anders
20
Q
quam
A
bijwoord (in vergelijkingen)
dan
21
Q
cum (ind)
A
voegwoord+ ind
toen wanneer