ecg week 1 Flashcards

1
Q

Emoties

A

Gevoel dat je over doet gaan tot beweging; fenomenen van het hele lichaam met connecties tussen fysiologische, cognitieve en gedrag processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onaangepaste (maladaptive) ontwikkeling

A

De emotie wordt aan de verkeerde actie verbonden –> aanvallen wanneer je verdrietig bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee theoretische benaderingen tot emoties

A
  • Functionalistische benadering: emoties zorgen ervoor dat er actie wordt ondernomen naar een doel toe (angst -> vermijden van gevaar). Met deze signalen kunnen mensen doelen communiceren naar anderen toe.
  • Differentiële benadering: bij de geboorte tevredenheid, interesse en angst. Na 6 maanden 6 basis emoties. Na 17 maanden meerdere complexe emoties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ongedifferentieerd vs gedifferentieerd

A
  • Ongedifferentieerd: globale staat van positief welzijn en een negatieve emotionele staat van ‘niet oké’ zijn. Maakt snelle beoordeling mogelijk.
  • Gedifferentieerd: na 6 maanden kunnen kinderen 6 basisemoties uiten. Begrijpen en laten zien op verzoek is afhankelijk van cognitieve ontwikkeling en ontwikkelt later.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Negativiteit bias

A

Hogere gevoeligheid voor negatieve emoties; vanaf kindsheid is er een sterkere neiging om sterker en meer consistent te reageren op negatieve emoties in plaats van op positieve emoties. Ook hogere gevoeligheid voor angst in anderen (social referencing).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Complexe emoties

A

Combinatie van basis emoties. Mentale representaties van emoties, cognities en gedragingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fases van emotionele ontwikkeling

A
  • Ongedifferentieerde emoties: hoe comfortabel voel je je? -> meting van tevredenheid, interesse, angst (primaire interactie tussen emotie, cognitie en gedrag).
  • Basis emoties: heeft iemand onverhinderde toegang tot zes basisemoties? -> passende gevoelens van eg vreugde of verdriet.
  • Complexe emoties: heeft iemand de mogelijkheid gehad om complexe emoties te ontwikkelen? -> zich eg trots of beschaamd kunnen voelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Emotie regulatie

A

“Vormen welke emoties iemand heeft, wanneer diegene ze heeft, en hoe diegene deze emoties ervaart of uit.”
Bewust en onbewust proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Modale model van emotie

A

Situatie - aandacht - waardering - respons -> terugkoppeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kernfuncties van emotie regulatie

A
  1. Activatie van doel
  2. Strategie: betrokkenheid om het emotie traject te veranderen
  3. Resultaat: impact op emotie dynamieken of modulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vijf emotie regulatie strategieën

A
  1. situatie selectie
  2. situatie modificatie
  3. aandacht inzetten
  4. cognitieve verandering
  5. respons modulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Situatie modificatie

A

Je zit al in een situatie maar probeert deze te veranderen -> hardlopen als je duf wordt van studeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aandacht inzetten

A

Emotie regulatie strategie; aandacht afleiden als je ergens zenuwachtig van wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cognitieve verandering

A

Emotie regulatie strategie; ergens anders over gaan denken zodat je je er anders over gaat voelen. Sollicitatiegesprek als kans om een bedrijf beter te leren kennen -> positieve herwaardering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Respons modulatie

A

Emotie regulatie strategie; je verandert je ervaring, fysiologie en gedrag om een andere emotie te gaan voelen -> ontspanningsoefeningen gaan doen voor inslapen om piekeren te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Emotie regulatie in kinderen

A
  • Situatie modificatie: volwassenen veranderen de situatie (optillen), weggaan van iets engs, gezichtsuitdrukkingen/vocaliseren/gebaren.
  • Aandacht inzetten: door middel van afleiding om de situatie minder emotioneel geladen te maken. Vaak door wegkijken.
  • Respons modulatie: veranderen van emotionele reactie (terugtrekken, self-soothing gedragingen). Onderdrukking van bepaalde emoties door ‘weergegeven regels’ > rol van cultuur.
17
Q

Machiavellian emoties

A

“Doel heiligt de middelen”; emoties zijn bedoelt om anderen te beïnvloeden en niet slechts om interne staten te reflecteren ->koud, berekenend, functioneel.

18
Q

Social referencing

A

Emotionele reacties van anderen gebruiken als aanwijzingen om onduidelijke situaties te interpreteren

19
Q

Emotioneel doel

A

De cognitieve representatie van bepaalde emotionele staten die het gewenste eindpunt zijn (eg dapper zijn)

20
Q

Affect doel

A

Algemene affectieve staten (plezier of pijn) als gewenst einddoel.

21
Q

Non-affect doel

A

Non-affectieve staten als einddoel (win een spel).

22
Q

Na te streven doel van emotie regulatie

A

Tegenstrijdigheden tussen huidige emotionele staat en het emotionele doel.
- Tevredenheid bij minder tegenstrijdigheid, distres bij meer tegenstrijdigheid.

23
Q

Hedonische vs non-hedonische voordelen

A

hedonisch: meer plezier, minder pijn
Non-hedonisch: gemotiveerd om plezierige of onplezierige emoties te ervaren voor een bepaalde oorzaak.
- Prestatie voordelen: toename emotie (eg boosheid) om effectiever te presteren.
- Epistemische voordelen: zoekt emotionele feedback voor het behouden van zelfbeeld
- Culturele voordelen: emoties om de toewijding aan en te versterken
investering in bepaalde culturele waarden, verwachtingen

24
Q

Affect/emotie vs non-affect doelen

A
  • Instrumentele benadering tot ER: wanneer super bovengeschikte non-affect doelen opvallender zijn, zijn mensen waarschijnlijker te streven naar onplezierige emotionele/affect doelen
  • Affect/non-affect balans verandert over tijd > meer waardering voor bovengeschikte affect/emotie doelen op latere leeftijd.
25
Q

Implementatie intentie

A

Als… dan…: “Als ik in situatie X zit, dan doe ik Y.” Situaties worden gekoppeld aan specifiek doel-gestuurd gedrag. Opzettelijk naar automatisch.

26
Q

Effectiviteit van automatische/onbewuste ER

A

Het niet-bewuste streven naar emotionele doelen “vreet” minder cognitieve hulpbronnen op en is net zo effectief als het bewuste streven. Deel van het psychologische immuunsysteem in een gezond individu.

27
Q

Emotionele acceptatie

A

Niet-oordelend omgaan met negatieve emoties. Meer zelfbewustzijn en zelf-relevante gedachten en dus minder negatieve emoties.
Buitengewoon positieve emoties kunnen leiden tot onrealistische doelen en van daar uit minder positieve emoties.

28
Q

Zelfbewustzijn

A

Denk (bewust en onbewust) over jezelf op een abstracte en symbolische manier.

29
Q

Hoe beïnvloed zelfbewustzijn emotionele ervaringen?

A
  • Jezelf vergelijken met je persoonlijke standaard
  • Over jezelf denken in het verleden en de toekomst
  • Je persoonlijke karakteristieken evalueren
  • Denken over hoe je wordt waargenomen door anderen.
30
Q

Vergelijking met persoonlijke standaard

A
  • Tegenstrijdigheid tussen werkelijke en ideale zelf -> teleurstelling, verdriet, depressie
  • Tegenstrijdigheid tussen werkelijke en behorende/gevreesde zelf -> schuldgevoelens, angst
    Meer interne toeschrijvingen -> sterkere negatieve emoties
  • Oplossingen: externaliseren, minimaliseren van zelfbewustzijn dmv afleiding
31
Q

Herleven van het verleden en voorstellen van de toekomst

A
  • Autobiografische herinneringen: positieve herinneringen ophalen en niet onvervulde verlangens voor competentie en autonomie
  • Overschat niet de waarschijnlijkheid van negatieve gebeurtenissen en reageer niet emotioneel op gebeurtenissen die alleen in gedachten bestaan
  • Bekokstoven van alternatieve scenario’s: vergelijken van alternatieve uitkomsten van een gebeurtenis
32
Q

sociale emoties

A
  • Zelfbewuste emoties (schaamte, schuld, trots)
  • Gespiegelde beoordeling: hoe anderen je zien en evalueren
33
Q

Adaptieve emoties: 7 ER vaardigheden

A
  1. Bewust bewust zijn van emoties
  2. Emoties herkennen en correct labelen
  3. Identificeren wat een emotie veroorzaakt en in stand houdt
  4. Emoties actief aanpassen op een adaptieve manier
    - Verminder afwijkingen
  5. Negatieve emoties accepteren en tolereren wanneer dat nodig is
  6. Om situaties te benaderen en aan te pakken die waarschijnlijk negatieve emoties opwekken
  7. Effectieve zelfhulp bieden in benarde situaties:
    - Zelfcompassie: empathie van het observeren van het zelf tot het lijden van het zelf
    - Zelfverzachting en zelfaanmoediging: ‘innerlijke cheerleading’
    - Actieve zelfcoaching: begeleiden van het lijdende zelf