Dutch Vocabulary Flashcards
de deur
door
getallen
numbers
de docent
teacher/lecturer
de apotheker
pharmacist
de arts
doctor
de stage
internship
geleden
ago
redelijk
reasonable
meestal
mostly
de geneeskunde
medicine
kennen
to know/be familiar with
weten
to know (facts)
al goed
alright
liggen
to lie (position)
reizen
to travel
heten
to be named
vandaan
from
de cursus
course
het dorp
village
de wiskunde
maths
de onderzoeker
researcher
de leraar
teacher (school)
het beroep
profession
geboren
to be born
de geboortedatum
birthday
de postcode
postcode
de medecursist
fellow student
ander
another
vertellen
to tell
maandag
Monday
dinsdag
Tuesday
woensdag
Wednesday
donderdag
Thursday
vrijdag
Friday
zaterdag
Saturday
zondag
Sunday
vandaag
today
morgen
tomorrow
overmorgen
the day after tomorrow
over drie dagen
in 3 days
gisteren
yesterday
eergisteren
the day before yesterday
drie dagen geleden
3 days ago
de ochtend/de morgen
morning
vanochtend/vanmorgen
this morning
zondagochtend/zondagmorgen
Sunday morning
morgenochtend
tomorrow morning
’s ochtends/’s morgens
in the morning (general)
de middag
afternoon (12pm-6pm)
vanmiddag
this afternoon
maandagmiddag
monday afternoon
morgenmiddag
tomorrow afternoon
’s middags
in the afternoon (general)