Dutch thema 6 vocabulaire Flashcards

1
Q

Bewaren, bewaarde(n), hebben bewaard

A

Guardar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het contract, de contracten

A

contrato

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de functie, de functies

A

puesto de trabajo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

interesse hebben (in), had(den) interesse,
hebben interesse gehad

A

estar interesado

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de kennis, de kennissen

A

conocido

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het nadeel, de nadelen

A

desventaja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de persoon, de personen

A

persona

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de sollicitatiebrief, de sollicitatiebrieven

A

carta de solicitud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

solliciteren, solliciteerde(n), hebben
gesolliciteerd

A

solicitar un trabajo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tijdelijk, tijdelijke

A

temporal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de vacature, de vacatures

A

vacante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het voordeel, de voordelen

A

ventaja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de werkgever, de werkgevers

A

empleador

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de werknemer, de werknemers

A

empleado

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de bar, de bars

A

bar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beschikbaar, beschikbare

A

disponible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het cv, de cv’s

A

currículum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

erg, erge

A

no me importa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hard werken, werkte(n) hard, hebben hard
gewerkt

A

trabajar duro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het kantoor, de kantoren

A

oficina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de kennis

A

conocimiento

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de kwaliteit

A

calidad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

plus

A

además

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het rijbewijs, de rijbewijzen

A

carné de conducir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

samenwerken, werkte(n) samen, hebben
samengewerkt

A

trabajar juntos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

de schoonmaker, de schoonmakers

A

limpiador

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

tanken, tankte(n), hebben getankt

A

poner gasolina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

vlug

A

rápido

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

de afdeling, de afdelingen

A

departamento

30
Q

de belasting, de belastingen

A

impuesto

31
Q

het lid, de leden

A

miembro

32
Q

parttime

A

media jornada

33
Q

het pensioen

A

pensión

34
Q

de post

A

correo

35
Q

de postbezorger, de postbezorgers

A

cartero

36
Q

de rekening, de rekeningen

A

factura

37
Q

stuk

A

roto

38
Q

de vereniging, de verenigingen

A

asociación

39
Q

de vergoeding, de vergoedingen

A

compensación

40
Q

zelfstandig, zelfstandige

A

independiente

41
Q

zoals

A

como

42
Q

zorgen voor, zorgde(n) voor, hebben gezorgd voor

A

cuidar de

43
Q

de band, de banden

A

neumático

44
Q

het gebouw, de gebouwen

A

edificio

45
Q

de klus, de klussen

A

tarea/faena

46
Q

de monteur, de monteurs

A

mecánico

47
Q

de olie

A

aceite

48
Q

het onderhoud

A

mantenimiento

49
Q

de oppas, de oppassen

A

niñera

50
Q

de rem, de remmen

A

freno

51
Q

repareren, repareerde(n), hebben
gerepareerd

A

reparar

52
Q

de scooter, de scooters

A

moto

53
Q

de start

A

inicio

54
Q

de taak, de taken

A

tarea

55
Q

het vervoer

A

transporte

56
Q

volledig, volledige

A

entero

57
Q

de vrachtwagen, de vrachtwagens

A

camión

58
Q

creatief, creatieve

A

creativo

59
Q

Dat geeft niet

A

no importa

60
Q

eerlijk, eerlijke

A

honesto

61
Q

fulltime

A

jornada completa

62
Q

geloven, geloofde(n), hebben geloofd

A

creer

63
Q

het hotel, de hotels

A

hotel

64
Q

de kok, de koks

A

cocinero

65
Q

de stress

A

estrés

66
Q

vers, verse

A

fresco

67
Q

volgen, volgde(n), hebben gevolgd

A

seguir

68
Q

vooral

A

especialmente

69
Q

wat voor

A

qué tipo de

70
Q

de werktijden

A

horas de trabajo

71
Q

de zaak, de zaken

A

negocio