Dutch (physio) Flashcards
to activate
ACTIVEREN
ACTIVEREN (present tense)
Ik ACTIVEER de core spieren.
Jij/U ACTIVEERT de core spieren.
Hij/Zij/Het ACTIVEERT de core spieren.
Wij ACTIVEREN de core spieren.
Jullie ACTIVEREN de core spieren.
Zij ACTIVEREN de core spieren.
ACTIVEREN (present perfect tense)
Ik HEB de core spieren GEACTIVEERDE.
Jij/U HEBT de core spieren GEACTIVEERDE.
Hij/Zij/Het HEEFT de core spieren GEACTIVEERDE.
Wij HEBBEN de core spieren GEACTIVEERDE.
Jullie HEBBEN de core spieren GEACTIVEERDE.
Zij HEBBEN de core spieren GEACTIVEERDE.
ACTIVEREN (past tense)
Gisteren ACTIVEERDE Ik de core spieren.
Gisteren ACTIVEERDE Jij/U
Gisteren Hij/Zij/Het ACTIVEERDE Hij/Zij/Het de core spieren.
Gisteren ACTIVEERDEN Wij de core spieren.
Gisteren ACTIVEERDEN Jullie de core spieren.
Gisteren ACTIVEERDEN Zij de core spieren.
ACTIVEREN (future tense)
Ik ZAL de core spieren ACTIVEREN.
Jij/U ZULT de core spieren ACTIVEREN.
Hij/Zij/Het ZAL de core spieren ACTIVEREN.
Wij ZULLEN de core spieren ACTIVEREN.
Jullie ZULLEN de core spieren ACTIVEREN.
Zij ZULLEN de core spieren ACTIVEREN.
To treat/To handle
BEHANDELEN
BEHANDELEN
to treat/to handle
BEHANDELEN (present tense)
Ik BEHANDEL
Jij/U BEHANDELT
Hij/Zij/Het BEHANDELT
Wij BEHANDELEN
Jullie BEHANDELEN
Zij BEHANDELEN
eg.: De fysiotherapeut behandelt de patient.
BEHANDELEN (present perfect)
Ik HEB BEHANDELD
Jij/U HEBT BEHANDELD
Hij/Zij/Het HEEFT BEHANDELD
Wij HEBBEN BEHANDELD
Jullie HEBBEN BEHANDELD
Zij HEBBEN BEHANDELD
Eg.: De fysiotherapeut heeft de patient behandeld.
BEHANDELEN (past tense)
Ik BEHANDELDE
Jij/U BEHANDELDE
Hij/Zij/Het BEHANDELDE
Wij BEHANDELDEN
Jullie BEHANDELDEN
Zij BEHANDELDEN
eg.: De fysiotherapeut behandelde de patient.
BEHANDELEN (future tense)
Ik ZAL BEHANDELEN
Jij/U ZULT BEHANDELEN
Hij/Zij/Het ZAL BEHANDELEN
Wij ZULLEN BEHANDELEN
Jullie ZULLEN BEHANDELEN
Zij ZULLEN BEHANDELEN
eg.: De fysiotherapeut zal de patient behandelen.
Physiotherapist
FYSIOTHERAPEUT
BEROERTE
Stroke
BEKKENBODEN
Pelvic floor
HUISWERK-OEFENPROGRAMMA
Homework exercises