dutch phrases Flashcards
Introduction name and response
Hoe het u? Ik heet Ayushi
Hoe gaat het?
Met mij gaat het goed
Waar kom je vandaan?
Ik kom uit Amsterdam
Kom je uit Middelburg?
Nee, Ik kom uit Rotterdam
Hoe oud ben je?
Ik ben twintig yaar
Waar werk ye?
Ik werk in Rotterdam
Wat is je telefoonummer?
nul, een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht
Hou je van Nederlands eten?
Nee, ik hou niet van Nederlands eten
Heb ye broers of zussen?
Ja ik heb een zussen
Ben je wel eens in nederlands gweest?
Nee, ik ben er nog niet geweest
Waar heb je Nederlands geleerd?
Ik heb het op school geleerd
when you want to complement someone looking great!
Je ziet er geweldig uit vandaag
I miss you
Ik miss je
When you want to say that they did a good job!
Dat heb je geweldig gedaan/ Goed gedaan/ Goed zo
You went to a friend’s place and they cooked delicious food. what do you say?
Je kunt erg goed koken