dutch phrase vocabulary trainer Flashcards
Ik denk dat het zal gaan regenen
I think it’s going to rain
Het is een prachtige dag
It’s a wonderful day
Het is koud
It’s cold
Kunt u mij helpen ?
Can you help me ?
Het is winderig
It’s windy
Helemaal niet !
Not at all !
Welke dag is het vandaag ?
What day is today ?
Ja
Yes
Spreekt u…?
Do you speak…?
In de middag
In the afternoon
Heel erg bedankt
Thank you very much
Tot ziens
goodbye
Langzamer
More slowly
Het sneeuwt
It’s snowing
Ga weg !
Go away !
Ja, waarom niet ?
Yes, why not ?
Hoe gaat het ?
How are you ?
Hoe heet je ?
What is your name ?
Mag ik je zoenen ?
Can I kiss you ?
Wat doe je vanavond ?
What are you doing tonight ?
Mag ik me bij je aansluiting ?
Can I join you ?
Wil je iets drinken ?
Can I get you a drink ?
Wat zijn je plannen voor vanavond / morgen ?
What are your plans for tonight / tomorrow ?
Het was een grapje
It was a joke