Dutch LanguiCo 17.02 Flashcards
At the time (while/when)
Toen
can I pass
Mag ik er even langs
scary
eng
take the stairs
trap nemen
to remember
onthouden
to nod
knikken
follow the rules
aan de regels houden
be in a hurry
haast hebben
business meeting / discussion
de bespreking
How come/ why?
hoe zo
habits / звички
de gewoontes
to doubt
twijfelen
to address / звертатись
aanspreken
manners
de omgangsvorm
annoying/ difficult
lastig
confusing
verwarrend
landscape
Het landschap
traffic
het verkeer
about what
waarover
sometimes
wel eens
wrong
verkeerd
polite
beleefd
To smile
glimlachen
as if (like)
alsof
to wave
zwaaien
quickly
vlug
to get used to /settle down
wennen
sidewalk
de stoep
keychain
sleutelhanger
bald
kale
surprised
verbaasd
to scratch
krabben
deaf
doof
Just / ordinary
gewoon
about / around
ongeveer
Serious
ernstig
postman
de postbode
to whisper
fluisteren
closed
dichtgetrokken
to hurry up
opschiten
to climb
klimmen
Підвіконня (Windowsill)
de vensterbank
window frame
het raamkozijn
to be stuck
vast zitten
to moan (стогнати)
kreunen
to rub (терти)
wrijven
shirt (сорочка)
het overhemd
shame
de schaamte
Announcement
Het bekendmaking