Duolingo Unit 1 - Zijn and Hebben Flashcards
asd
1
Q
I am
A
Ik ben
2
Q
You are
A
Jij bent
3
Q
He is
A
Hij is
4
Q
She is
A
Zij is
5
Q
It is
A
Het is
6
Q
We are
A
Wij zijn
7
Q
You are
A
Jullie zijn
8
Q
They are
A
Zij zijn
9
Q
I have
A
Ik heb
10
Q
You have
A
Jij hebt
11
Q
He has
A
Hij heeft
12
Q
She has
A
Zij heeft
13
Q
It has
A
Het heeft
14
Q
We have
A
Wij hebben
15
Q
You have
A
Jullie hebben