duitss Flashcards
1
Q
krijgen
A
bekommen
2
Q
nodig hebben
A
brauchen
3
Q
vandaag
A
heute
4
Q
geen flauw idee
A
keine ahnung
5
Q
maar slechts
A
nur
6
Q
genoeg zijn
A
reichen
7
Q
schoolspullen
A
die schulsachen
8
Q
zelfs
A
sogar
9
Q
zakgeld
A
taschengeld
10
Q
de week
A
die woche