Duits woorden Flashcards
1
Q
der Abend
A
avond
2
Q
der Abflug
A
vertrek (van vlucht)
3
Q
das Abholdepot
A
afhaalmagazijn
4
Q
das Abkommen
A
overeenkomst, akkoord
5
Q
das Abreisedatum
A
vertrekdatum
6
Q
der Absatz
A
verkoop
7
Q
der Abschluss
A
diploma
8
Q
die Absicht
A
bedoeling, plan
9
Q
die Abwechslung
A
afwisseling
10
Q
die Aktie
A
aandeel (van onderneming)
11
Q
die Aktiengesellschaft
A
naamloze vennootschap
12
Q
die Aktivität
A
activiteit
13
Q
das Ambiente
A
sfeer
14
Q
der Amerikaner
A
Amerikaan
15
Q
das Amt
A
ambt, bureau, dienst, instantie
16
Q
die Analyse
A
analyse
17
Q
der Anbieter
A
aanbieder, leverancier
18
Q
die Änderung
A
verandering
19
Q
die Anerkennung
A
erkenning
20
Q
der Anfang
A
begin
21
Q
die Angabe
A
gegevens
22
Q
das Angebot
A
aanbod
23
Q
die Angelegenheit
A
aangelegenheid, zaak
24
Q
der Angriff
A
aanval
25
die Angst
angst
26
der Anhang
bijlage
27
die Anlage
park, plantsoen, belegging
28
der Anlass
aanleiding, gelegenheid
29
der Anschlag
aanslag
30
der Anschluss
aansluiting
31
die Ansicht
opinie, mening
32
der Ansprechpartner
aanspreekpartner
33
der Anspruch
aanspraak, eis, recht
34
der Anteil
aandeel
35
der Antrag
aanvraag
36
die Antwort
antwoord
37
die Anzeige
advertentie
38
der Aperitif
aperitief
39
der Apfel
appel
40
der April
april
41
die Arbeit
werk, werkgelegenheid (geen mv.)
42
der Arbeiter
arbeider
43
die Arbeitsumgebung
werkomgeving
44
das Argument
argument
45
die Art
wijze, manier, aard, soort
46
der Artikel
artikel
47
der Arzt
arts
48
der Aspekt
aspect
49
der Aufbau
(op)bouw
50
der Aufenthalt
verblijf, oponthoud
51
die Auffassung
opvatting, mening
52
die Aufgabe
taak, opgave
53
die Aufnahme
onthaal, opname (bv. foto, band)
54
der Aufsatz
opstel
55
der Aufschnitt
beleg
56
die Aufsicht
toezicht
57
der Auftrag
opdracht, order, bestelling
58
das Auge
oog
59
der Augenblick
ogenblik
60
der August
augustus
61
der Ausdruck
uitdrukking
62
die Auseinandersetzung
confrontatie
63
die Ausgabe
uitgave
64
der Ausgleich
compromis, compensatie
65
die Auskunft
inlichting
66
das Ausland
buitenland
67
das Ausmaß
omvang, afmeting
68
die Ausnahme
uitzondering
69
der Ausschuss
commissie, comité
70
der Außenminister
de minister van Buitenlandse Zaken
71
die Äußerung
uiting, uitlating
72
die Aussicht
uitzicht, vooruitzicht
73
der Ausweis
identiteitskaart
74
das Auto
auto
75
die Badewanne
bad(kuip)
76
das Badezimmer
badkamer
77
das Bahnticket
treinticket
78
der Balkon
balkon
79
die Bank
(zit)bank
80
die Bank
bank (fin.)
81
das Bankgeschäft
banktransactie, bankwezen
82
die Basis
basis
83
der Bau
bouw, constructie
84
der Bauer
boer, landbouwer
85
der Beamte
ambtenaar, beambte
86
das Bedenken
twijfel, bezwaar (meestal mv.)
87
die Bedeutung
betekenis
88
die Bedingung
voorwaarde, conditie
89
die Begegnung
ontmoeting
90
die Begeisterung
enthousiasme
91
der Beginn
begin
92
der Begriff
begrip, idee, voorstelling(svermogen)
93
die Behandlung
behandeling
94
die Behörde
overheid(sinstantie)
95
das Beispiel
voorbeeld
96
der Beitrag
bijdrage
97
die Belastung
belasting (last)
98
der Beleg
bewijs, afgetekende bon
99
die Bemühung
moeite, inspanning
100
der Beobachter
waarnemer
101
der Berater
adviseur
102
die Beratung
advies
103
der Bereich
domein, afdeling
104
die Bereitschaft
bereidheid, paraatheid
105
der Bericht
bericht, verslag
106
der Beruf
beroep
107
der Beschluss
besluit
108
die Besprechung
bespreking, vergadering
109
der Bestellschein
bestelbon
110
die Bestimmung
bepaling, vaststelling, bestemming
111
der Besuch
bezoek
112
die Beteiligung
deelneming, deelname
113
der Betrag
bedrag
114
der Betrieb
bedrijf, werking (geen mv.)
115
die Betriebswirtschaftslehre
TEW, economie
116
das Bett
bed
117
die Bevölkerung
bevolking
118
die Bewegung
beweging
119
der Beweis
bewijs
120
der Bewerbungsbrief
sollicitatiebrief
121
die Bezahlung
betaling
122
die Beziehung
betrekking, relatie, verband
123
das Bier
bier
124
das Bild
kader, prent, foto
125
der Bildschirm
scherm
126
die Bildung
vorming, ontwikkeling, beschaving
127
das Blatt
blad
128
das Blatt
blad
129
der Blick
blik
130
der Blickfang
blikvanger
131
die BMW
BMW
132
der Boden
bodem, vloer
133
die Bordkarte
boardingcard
134
das Börsengeschäft
beurstransactie
135
die Botschaft
ambassade
136
die Branche
branche
137
der Braten
gebraad
138
der Brief
brief
139
die Broschüre
brochure
140
das Brot
brood
141
das Buch
boek
142
die Buchhaltung
boekhouding
143
die Buchungsbestätigung
boekingbevestiging
144
der Buchungsschein
reservatiebewijs
145
die Bühne
(toneel)podium
146
der Bund
vereniging
147
die Bundesbank
(Duitse) Nationale Bank
148
der Bundeskanzler
bondskanselier
149
die Bundesregierung
Bondsregering
150
die Bundesrepublik
de Bondsrepubliek
151
die Bundeswehr
Duits leger
152
das Blatt
blad
153
der Blick
blik
154
der Blickfang
blikvanger
155
die BMW
BMW
156
der Boden
bodem, vloer
157
die Bordkarte
boardingcard
158
das Börsengeschäft
beurstransactie
159
die Botschaft
ambassade
160
die Branche
branche
161
der Braten
gebraad
162
der Brief
brief
163
die Broschüre
brochure
164
das Brot
brood
165
das Buch
boek
166
die Buchhaltung
boekhouding
167
die Buchungsbestätigung
boekingbevestiging
168
der Buchungsschein
reservatiebewijs
169
die Bühne
(toneel)podium
170
der Bund
vereniging
171
die Bundesbank
(Duitse) Nationale Bank
172
der Bundeskanzler
bondskanselier
173
die Bundesregierung
Bondsregering
174
die Bundesrepublik
de Bondsrepubliek
175
die Bundeswehr
Duits leger
176
der Bürger
burger
177
die Business Class
business class
178
der Business Plan
business plan
179
die Butter
boter
180
der Cashflow
cashflow
181
die CD
cd
182
die Chance
kans
183
der Charakter
karakter, geaardheid
184
der Chef
chef, baas, patroon
185
x China
China
186
der Cocktail
cocktail
187
die Cola
cola
188
der Computer
computer
189
die Couch
sofa
190
der Couchtisch
salontafel
191
das Dampfbad
stoombad
192
das Darlehen
lening
193
die Datei
(gegevens)bestand
194
die Daten
gegevens
195
die Dauer
duur
196
der Dauerauftrag
doorlopende opdracht
197
die Debatte
debat
198
das Defizit
deficit, tekort
199
die Delegation
delegatie, afvaardiging
200
das Deutsch(e...)
Duits (het)
201
die Deutsche Mark/D-Mark
DM (Duitse Mark)
202
der Dezember
december
203
der Dienst
dienst
204
der Dienstag
dinsdag
205
die Dienstleistung
dienst(verlening)
206
das Ding
ding
207
der Diplomkaufmann
ondernemer, koopman
208
der Direktflug
directe vlucht
209
der Direktor
directeur
210
die Diskussion
discussie
211
die Dissertation
proefschrift
212
der Doktor
doctor
213
der Dollar
dollar
214
der Donnerstag
donderdag
215
das Doppelzimmer
dubbele kamer
216
die Dose
doosje, blik
217
die Drohung
bedreiging
218
der Druck
druk, drukwerk
219
der Drucker
printer
220
die Durchwahl
het doorverbinden, lijn
221
die Dusche
douche
222
die DVD
dvd
223
die EC-Karte
bankkaart
224
das Ei
ei
225
der Eindruck
indruk
226
der Einfluss
invloed
227
die Einführung
inleiding
228
der Eingang
ingang
229
die Einheit
eenheid
230
der Einkaufswagen
winkelwagen
231
das Einkommen
inkomen
232
die Einladung
uitnodiging
233
die Einnahme
inkomsten, het innemen, verovering
234
die Einreise
heenreis
235
das Einreisevisum
heenreisvisum
236
die Einrichtung
inrichting, installatie, voorzieningen, instituties
237
der Einsatz
inzet
238
die Einsendefrist
uiterste indiendatum
239
das Einzelzimmer
enkele kamer
240
das Elektrogeschäft
electrozaak, winkel
241
die Eltern
ouders
242
die E-Mail
e-mail
243
die Empfangsbestätigung
ontvangstbewijs
244
das Empfehlungsschreiben
aanbevelingsbrief
245
das Ende
einde
246
der Engel
engel
247
das Englisch(e...)
Engels (het)
248
die Entscheidung
beslissing
249
die Entwicklung
ontwikkeling
250
das Erasmusstipendium
Erasmusbeurs
251
das Ereignis
gebeurtenis
252
die Erfahrung
ervaring
253
der Erfolg
succes
254
das Ergebnis
resultaat, uitslag
255
die Erhöhung
verhoging
256
die Erkenntnis
inzicht, besef
257
die Erklärung
verklaring
258
der Ernst
ernst
259
der Ertrag
rendement
260
die Erwartung
verwachting, hoop
261
das Essen
eten, etentje
262
die Etage
etage
263
der Euro
euro
264
die Europäische Union
EU
265
das Exemplar
exemplaar
266
der Experte
expert, deskundige
267
der Export
export
268
das Fach
vak
269
die Fähigkeit
vaardigheid
270
das Fahren
rijden
271
das Fahrrad
fietsen
272
die Fakultät
faculteit
273
der Fall
geval, val
274
die Familie
familie, gezin
275
der Familienstand
gezinssituatie
276
die Farbe
kleur, verf
277
die Farbpatrone
inktpatroon
278
die Faxnummer
faxnummer
279
der Februar
februari
280
der Fehlbetrag
tekort, ontbrekende som
281
die Fehlermeldung
foutmelding
282
das Fenster
venster
283
der Fernseher
televisietoestel
284
die Feststellung
vaststelling
285
die Filiale
filiaal
286
der Film
film
287
die Finanzabteilung
financiële dienst
288
die Finanzierung
financiering
289
der Finanzminister
de minister van Financiën
290
der Fingerabdruck
vingerafdruk
291
die Firma
firma
292
der Firmenwagen
bedrijfswagen
293
der Flame
Vlaming
294
die Fluggesellschaft
vliegmaatschappij
295
der Flughafen
luchthaven
296
die Flughafensteuer
luchthaventaks
297
das Flugzeug
vliegtuig
298
die Folge
gevolg, vervolg, aflevering
299
das Förderband
transportband
300
die Förderung
bevordering, steun, ontginning
301
die Form
vorm
302
die Formalität
formaliteit
303
die Formatierung
formattering
304
das Formular
formulier
305
die Forschung
(wetenschappelijk) onderzoek
306
der Fortschritt
vooruitgang
307
die Frage
vraag, kwestie
308
die Fraktion
fractie (politiek)
309
die Frau
vrouw
310
das Fräulein
juffrouw
311
die Freie Demokratische Partei
FDP
312
die Freiheit
vrijheid
313
der Freitag
vrijdag
314
die Freude
plezier, vreugde
315
der Freund
vriend
316
die Freundin
vriendin
317
der Friede
vrede
318
die Front
front
319
der Front-Office-Berater
loketadviseur
320
das Frühjahr
voorjaar, lente
321
der Frühling
lente
322
das Frühstück
ontbijt
323
die Führung
leiding, rondleiding
324
die Funktion
functie
325
der Gang
gang, loop
326
der Garantieschein
garantiebewijs
327
der Gast
gast
328
das Gate
gate
329
das Gebäude
gebouw
330
das Gebiet
gebied, domein, terrein
331
der Gedanke
gedachte
332
die Gefahr
gevaar
333
das Gefühl
gevoel
334
die Gegend
omgeving, buurt
335
der Gegensatz
tegenstelling
336
das Gegenteil
tegendeel
337
der Gegner
tegenstander
338
die Geheimzahl
geheime code
339
der Geist
geest, verstand, spook
340
das Geld
geld
341
der Geldschein
biljet (geld)
342
die Geldwäsche
witwassen van geld
343
die Gelegenheit
gelegenheid
344
die Gemeinde
gemeente
345
die Gemeinschaft
gemeenschap
346
der General
generaal
347
das Gepäck
bagage
348
die Gepäckförderanlage
bagagetransportband
349
das Gepäckstück
bagagestuk
350
das Gericht
gerecht, justitie, maaltijd
351
der Gesamtbetrag
totaalsom
352
das Geschäft
zaak, zaken (handel)
353
die Geschäftsethik
bedrijfsethiek
354
der Geschäftsmann
zakenlui
355
die Geschichte
geschiedenis
356
das Geschirr
afwas
357
die Gesellschaft
gezelschap, maatschappij
358
das Gesetz
wet
359
das Gesicht
gezicht
360
das Gespräch
gesprek
361
die Gewerkschaft
vakbond
362
das Gewicht
gewicht
363
der Gewinn
winst
364
die Globalisierung
globalisering
365
die GMBH
besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv, bvba
366
der Grenzbeamte
grenswachter
367
die Grenze
grens
368
der Grund
reden
369
die Grundlage
grondslag, basis
370
die Gruppe
groep
371
das Hackfleisch
gehakt
372
die Haftung
aansprakelijkheid, verantwoordelijkheid
373
die Hälfte
helft
374
das Hallenbad
overdekt zwembad
375
die Haltung
houding
376
die Hand
hand
377
das Handbuch
handboek
378
der Handel
handel
379
das Handgepäck
handbagage
380
die Handtasche
handtas
381
die Handynummer
gsm-nummer
382
die Hauptspeise
hoofdgerecht
383
die Hauptstadt
hoofdstad
384
das Haus
huis
385
der Haushalt
huishouden, begroting,
386
die Haushaltskosten
huishoudkosten
387
die Hausmiete
huishuur
388
die Herausforderung
uitdaging
389
der Herbst
herfst
390
der Herr
heer
391
die Hilfe
hulp
392
der Hintergrund
achtergrond
393
das Hinterrad
achterwiel
394
der Hinweis
aanwijzing, verwijzing
395
das Hobby
hobby
396
die Hochschule
hogeschool
397
die Hoffnung
hoop
398
die Höhe
hoogte
399
der Holländer
Hollander
400
das Icon
icoon
401
die Idee
het idee
402
die Immobilienfinanzierung
vastgoedfinanciering
403
die Importware
importgoederen
404
die Industrie
industrie
405
die Information
informatie
406
der Inhaber
eigenaar, houder
407
die Initiative
initiatief
408
die Innere Sicherheit
binnenlandse veiligheid
409
das Institut
instituut
410
das Instrument
instrument
411
der Intensivkurs
intensieve cursus
412
das Interesse
interesse
413
die Investition
investering
414
der ISDN-Anschluss
ISDN-aansluiting
415
das Jacuzzi
jacuzzi
416
das Jahr
jaar
417
das Jahrhundert
eeuw
418
das Jahrzehnt
decennium
419
der Januar
januari
420
der Job
job
421
der Journalist
journalist
422
der Juli
juli
423
der Juni
juni
424
das Kabinett
kabinet
425
der Kaffee
koffie
426
der Kampf
strijd
427
die Kapazität
capaciteit
428
das Kapital
kapitaal
429
das Kapitalgeschäft
kapitaaltransactie, kapitaalwezen
430
die Kartoffel
aardappel
431
der Karton
doos (tetrabrik)
432
der Käse
kaas
433
der Kassenbon
kassaticket
434
der Kassenzettel
kassaticket
435
das Kästchen
vakje
436
der Katalog
catalogus
437
die Kaution
waarborg
438
die Kette
ketting
439
der Kilometer
kilometer
440
das Kind
kind
441
die Kirche
kerk
442
die Kirsche
kers
443
der Kleber
sticker
444
der Kleiderschrank
kleerkast
445
der Kleinkredit
consumentenkrediet
446
der Kleintransporter
bestelwagen
447
die Koalition
coalitie
448
der Koffer
koffer
449
der Kollege
collega
450
Komfort
comfort
451
Kommission
commissie
452
der Kommunist
communist
453
die Konferenz
conferentie
454
der Kongress
congres
455
der König
koning
456
die Konkurrenz
concurrentie
457
die Konsequenz
consequentie, beslistheid
458
das Konsulat
consulaat
459
der Kontakt
contact
460
das Konto
bankrekening
461
der Kontoauszug
rekeninguittreksel
462
die Kontrolle
controle
463
die Konzentration
concentratie
464
das Konzept
concept, plan, ontwerp
465
der Kopf
hoofd, kop
466
die Kopie
kopie
467
die Körpergröße
lichaamslengte
468
die Kosten
kosten
469
die Kraft
kracht
470
der Kraftstoffzuschlag
brandstoftoeslag
471
der Kredit
krediet
472
das Kredit-Scoring
kredietscore
473
die Kreditwürdigkeit
kredietwaardigheid
474
der Kreis
cirkel, kring
475
der Krieg
oorlog
476
die Krise
crisis
477
die Kritik
kritiek
478
der Kuchen
taart, gebak
479
der Kühlschrank
koelkast
480
der Kundenberater
klantenadviseur
481
der Kundenkontakt
contact met klanten
482
die Kunst
kunst
483
der Kurs
cursus
484
der Ladenschrank
ladekast
485
der Laderaum
laadruimte
486
die Lage
situatie, positie
487
das Lager
kamp, depot, magazijn
488
das Land
land
489
der Landtag
deelstaatparlement
490
die Landwirtschaft
landbouw, landbouwbedrijf
491
die Langstrecke
lange afstand
492
der Laptop
laptop
493
der Lauf
loop
494
die Laufbahn
loopbaan
495
die Laufzeit
looptijd
496
das Leben
leven
497
der Lebenslauf
curriculum vitae
498
die Lebensversicherung
levensverzekering
499
die Leistung
prestatie
500
der Leiter
leider, geleider
501
die Leitung
leiding, kabel, leiding, bestuur
502
die Leute
mensen (altijd meervoud)
503
das Licht
licht
504
die Linie
lijn
505
die Lösung
oplossing
506
die Luft
lucht
507
die Lust
zin, goesting
508
die Macht
macht
509
das Mädchen
meisje
510
der Mai
mei
511
das Mal
maal, keer
512
der Mann
man
513
der Mantel
mantel
514
das Märchen
sprookje
515
die Marke
merk
516
das Marketing
marketing
517
der Markt
markt
518
der März
maart
519
die Maschine
machine, vliegtuig
520
das Maß
maat
521
die Maßnahme
maatregel
522
der Maßstab
maatstaaf, norm
523
das Material
materiaal, materieel
524
die Maus
muis
525
die Maustaste
muisknop
526
das Maximalgewicht
maximumgewicht
527
die Meeressicht
zeezicht
528
die Mehrheit
meerderheid
529
die Meinung
mening
530
die Menge
hoeveelheid, menigte
531
der Mensch
mens
532
das Menü
menu
533
der Meter
meter
534
die Methode
methode
535
der Mietpreis
huurprijs
536
der Mietvertrag
huurcontract
537
die Milch
melk
538
die Milliarde
miljard
539
die Million
miljoen
540
der Minister
minister
541
das Ministerium
ministerie
542
der Ministerpräsident
eerste minister, premier
543
die Minute
minuut
544
der Mitarbeiter
medewerker
545
das Mitglied
lid
546
der Mittag
middag
547
die Mitte
midden
548
das Mittel
middel
549
der Mittwoch
woensdag
550
das Möbelpaket
meubelpakket
551
die Mobilität
mobiliteit
552
die Möglichkeit
mogelijkheid
553
der Monat
maand
554
der Montag
maandag
555
das Mountainbike
mountainbike
556
das Müesli
muesli
557
die Mühe
moeite
558
die Münze
munt
559
die Musik
muziek
560
die Muttersprache
moedertaal
561
der Nachbar
buur
562
der Nachfolger
opvolger, erfgenaam
563
die Nachfrage
vraag
564
der Nachmittag
namiddag
565
die Nachspeise
nagerecht
566
die Nacht
nacht
567
der Name
naam
568
die Nation
natie
569
das Nettogehalt
netto-inkomen
570
der Niederländer
Nederlander
571
das Niederländisch(e...)
Nederlands (het)
572
die Note
punten, resultaat
573
die Notwendigkeit
noodzaak, noodzakelijkheid
574
der November
november
575
die Öffentlichkeit
publiciteit, publieke opinie
576
der Oktober
oktober
577
das Opfer
(slacht)offer
578
die Opposition
oppositie
579
die Option
optie
580
der Orangensaft
sinaasappelsap
581
die Ordnung
orde
582
die Organisation
organisatie
583
der Ort
plaats
584
der Osten
oost(en)
585
das Paar
paar
586
das Päckchen
pakje
587
das Papier
papier
588
der Papierkrieg
bureaucratie
589
das Parlament
parlement
590
die Partei
partij
591
der Partner
partner
592
die Party
feestje
593
die Pass- und Zollkontrolle
pas- en douanecontrole
594
die Person
persoon
595
das Pfund
pond, halve kilo
596
der Pilz
paddenstoel
597
der Plan
plan
598
die Planung
planning
599
der Platz
plaats
600
die Politik
politiek
601
der Politiker
politicus
602
die Polizei
politie
603
die Pommes
frieten
604
die Portfoliotheorie
portfoliotheorie
605
die Position
positie
606
der Posten
post, functie, afdeling
607
die Präferenz
voorkeur
608
die Präsentation
presentatie
609
der Präsident
president
610
die Praxis
praktijk
611
der Preis
prijs
612
die Presse
pers
613
das Prinzip
principe
614
die Probezeit
proeftijd
615
das Problem
probleem
616
das Produkt
product
617
die Produktion
productie
618
der Produzent
producent
619
der Professor
professor
620
das Programm
programma
621
das Projekt
project
622
die Prozedur
procedure
623
das Prozent
procent, percent
624
der Prozess
proces
625
das Publikum
publiek
626
der Punkt
punt
627
die Qualität
kwaliteit
628
der Rahmen
lijst, chassis, raam, kader
629
der Rat
raad, raadslid
630
die Rate
schijf, tarief, aflossing
631
der Raum
ruimte, lokaal, vertrek
632
die Reaktion
reactie
633
die Rechnung
factuur, rekening
634
das Recht
recht
635
die Rede
redevoering
636
der Redner
spreker
637
die Reform
hervorming
638
das Regal
rek
639
die Regel
regel
640
die Regelung
regeling
641
die Regierung
regering
642
die Regionaldirektion
regionale directie
643
die Registrierung
registratie
644
die Reihe
rij, reeks, beurt
645
die Reise
reis
646
das Reisedokument
reisdocumenten
647
der Reisepass
reispas
648
die Rentenversicherung
pensioenverzekering
649
der Reparaturkasten
reparatieset
650
die Republik
republiek
651
die Reserve
reserve, terughoudendheid
652
die Richtung
richting
653
das Rindfleisch
rundvlees
654
das Risiko
risico
655
die Risikoaversion
risicoaversie
656
das Risikomanagement
risicomanagement
657
die Rolle
rol, functie
658
der Rückflug
terugvlucht
659
der Rückgang
achteruitgang
660
der Ruf
schreeuw, reputatie
661
die Sache
zaak
662
das Sachvermögen
vermogen
663
der Samstag
zaterdag
664
der Sattel
zadel
665
der Satz
zin, tarief
666
die Sauna
sauna
667
die Schachtel
pakje (sigaretten)
668
der Schalter
loket
669
das Scheckheft
chequeboekje
670
das Schicksal
(nood)lot
671
das Schiff
schip
672
der Schinken
hesp
673
der Schluss
conclusie, slot, einde
674
der Schlüssel
sleutel
675
die Schnellstartleiste
snelstartbalk
676
die Schnittstelle
(USB-)poort
677
das Schnitzel
schnitzel
678
der Schrank
kast
679
der Schraubenzieher
schroevendraaier
680
der Schritt
pas, stap
681
die Schuld
schuld
682
die Schule
school
683
die Schulter
schouder
684
der Schwerpunkt
zwaartepunt, nadruk
685
die Schwierigkeit
moeilijkheid
686
das Segment
segment
687
die Seite
zijde, kant, bladzijde
688
der Senat
senaat
689
der Sender
zender
690
der September
september
691
der Service
service
692
die Sicherheit
zekerheid, veiligheid
693
die Sicherheitsmaßnahme
veiligheidsmaatregel
694
die Sicht
zicht, termijn, standpunt
695
der Sinn
zin, betekenis, zintuig
696
die Situation
situatie
697
die Sitzung
vergadering
698
der Sohn
zoon
699
der Soldat
soldaat
700
der Sommer
zomer
701
der Sonntag
zondag
702
die Sorge
zorg
703
der Sozialdemokrat
sociaal-democraten
704
die Spareinlage
spaargeld
705
das Sparkonto
spaarrekening
706
die Speisekarte
menukaart
707
der Spezialist
specialist
708
das Spiel
spel
709
die Spitze
spits, top
710
die Sprache
taal
711
der Sprecher
spreker, woordvoerder
712
der Staat
staat
713
der Staatssekretär
staatssecretaris
714
die Stadt
stad
715
der Stand
stand
716
die Stärke
sterkte, troef
717
das Steak
steak
718
Stehlampe
staanlamp
719
die Steigerung
stijging, verhoging
720
die Stelle
betrekking, plaats
721
die Stellung
houding, stand(punt), positie, functie
722
die Stellungnahme
(het innemen van een) standpunt, mening
723
das Steuer
stuur
724
die Steuer
belasting (taks)
725
die Stimme
stem
726
das Stipendium
beurs (toelage)
727
der Strand
strand
728
die Straße
weg, straat
729
der Streit
ruzie, controverse
730
der Strichk(c)ode
barcode, streepjescode
731
das Stück
stuk
732
der Student
student
733
das Studentenbude
kot
734
das Studium
studie
735
der Stuhl
stoel
736
die Stunde
uur, les
737
der Supermarkt
supermarkt
738
das System
systeem
739
die Tabelle
tabel
740
der Tag
dag
741
der Tageskurs
dagkoers
742
die Tagung
congres
743
die Tasche
tas
744
die Taskleiste
taakbalk
745
die Tat
daad
746
die Tätigkeit
activiteit, bezigheid, beroep
747
die Tatsache
feit
748
das Taxi
taxi
749
der Teamplayer
teamspeler
750
die Technik
techniek
751
der Teil
deel, gedeelte
752
der Teilnehmer
deelnemer
753
die Tendenz
tendens
754
der Teppich
tapijt
755
der Termin
afspraak
756
das Theater
theater
757
das Thema
thema, onderwerp
758
die These
stelling, these
759
die Tiefgarage
ondergrondse garage
760
der Tisch
tafel
761
die Tochter
dochter
762
der Tod
dood
763
die Tonne
ton
764
die Trainingssoftware
trainingssoftware
765
das Treffen
ontmoeting, afspraak
766
die Truppe
troep, leger
767
die Tür
deur
768
die Tüte
zakje
769
der Typ
type (ook persoon)
770
die Überlegung
overleg, overweging
771
die Uhr
uur, horloge
772
die Uhrzeit
uur
773
der Umfang
omvang
774
der Umsatz
omzet
775
der Umstand
omstandigheid, moeite (mv.)
776
die Umwelt
milieu
777
die Union
unie
778
die Universität
universiteit
779
das Unternehmen
onderneming
780
der Unternehmer
ondernemer
781
der Unterschied
verschil
782
die Unterstützung
ondersteuning, steun
783
die Untersuchung
onderzoek
784
die Ursache
oorzaak, reden
785
das Urteil
oordeel, vonnis
786
die USA
de USA
787
der USB-Stick
USB-stick
788
der Vater
vader
789
die Verantwortung
verantwoordelijkheid, verantwoording
790
der Verband
bond, vereniging
791
die Verbesserung
verbetering
792
die Verbindung
verbinding, contact
793
die Vereinigten Staaten
VSA
794
das Verfahren
procedé, methode, rechtsgeding
795
die Verfügung
beschikking, besluit
796
die Vergangenheit
verleden
797
der Vergleich
vergelijking, vergelijk
798
das Vergnügen
genoegen
799
das Verhalten
gedrag
800
das Verhältnis
verhouding, omstandigheden
801
die Verhandlung
onderhandeling
802
der Verkehr
verkeer
803
die Verlängerung
verlenging
804
der Verlauf
ontwikkeling, toedracht
805
der Verlust
verlies
806
der Vermieter
verhuurder
807
die Vermögensplanung
vermogensplanning
808
die Verpflichtung
verplichting
809
das Verständnis
begrip
810
der Versuch
poging
811
der Vertrag
contract
812
der Vertreter
vertegenwoordiger, vervanger
813
die Verwaltung
bestuur, beheer, administratie
814
der Verwendungszweck
bestedingsdoel
815
der Verzicht
afstand
816
die Vielfältigkeit
veelzijdigheid
817
der/ das Virus
virus
818
das Volk
volk
819
die Voraussetzung
veronderstelling, voorwaarde
820
die Vorgehensweise
procedure, manier van werken
821
das Vorjahr
verleden, vorig jaar
822
der Vorschlag
voorstel
823
die Vorspeise
voorgerecht
824
der Vorstand
bestuur, directie
825
die Vorstellung
voorstelling
826
der Vorteil
voordeel
827
der Vorwurf
verwijt
828
das Wachstum
groei
829
die Waffe
wapen
830
die Wahlmöglichkeit
keuzemogelijkheid
831
die Wahrheit
waarheid
832
die Währung
munt, valuta
833
der Wald
woud
834
die Wand
muur
835
die Ware
waar
836
das Wasser
water
837
der Wassersport
watersport
838
der Wechelskurs
wisselkoers
839
der Weg
weg
840
der Wein
wijn
841
die Weise
manier, wijze
842
die Welt
wereld
843
der Weltkrieg
wereldoorlog
844
das Werk
werk, fabriek
845
der Wert
waarde
846
der Westen
westen
847
der Wettbewerb
concurrentie,
848
der Widerstand
tegenstand, weerstand
849
der Wille(n)
wil
850
der Winter
winter
851
die Wirklichkeit
werkelijkheid
852
die Wirkung
(uit)werking, effect
853
die Wirtschaft
economie
854
die Wirtschaftspolitik
economisch beleid
855
die Wissenschaft
de wetenschap
856
der Wissenschaftler
de wetenschapper
857
die Woche
week
858
das Wochenende
weekeinde
859
der Wochentag
weekdag
860
die Wohnung
woning
861
das Wohnzimmer
woonkamer
862
das Wort
woord, toespraak ( = Worte)
863
der Wunsch
wens
864
die Wurst
worst
865
die Zahl
getal, aantal
866
der Zahlungsbeleg
betalingsbewijs
867
das Zeichen
teken
868
der Zeigefinger
wijsvinger
869
die Zeit
tijd
870
der Zeitpunkt
tijdstip, moment
871
die Zeitung
krant
872
der Zeitunterschied
tijdsverschil
873
der Zettel
briefje
874
das Ziel
doel, betalingstermijn
875
die Zielsetzung
doelstelling
876
der Zins
interest, rente
877
der Zinssatz
interestvoet
878
die Zone
zone
879
der Zug
trein, stoet, trek
880
die Zukunft
toekomst
881
die Zunahme
toename, groei, stijging
882
die Zusammenarbeit
samenwerking
883
der Zusammenhang
samenhang, context
884
der Zustand
toestand
885
die Zustimmung
toestemming
886
der Zweck
doel, nut
887
der Zweifel
twijfel
888
die Zwiebel
ui
