Duits- Redemittel D Flashcards
Goede reis en veel plezier
Gute reise und viel spass
En dan met het schip naar rügen?
Und dann mit dem schiff nach rügen?
Ik verheug me op de reis
Ich freue mich auf die reise
Sollen wie mit dem zug fahren?
Sollen wie mit dem zug fahren?
Tot wanneer mijn ouders weer thuis zijn.
Bis meine eltern wieder zou hause sind.
Waar rijden jullie in de vakantie heen?
Wo Fahrt ihr den ferien hin?
Nee, wij rijden met de auto
Nein, wie fahren mit dem auto.
Afgesproken. Wij hebben een hotel met ontbijt.
Stimmt . Wie haben ein hotel mit frühstück.
Wanneer zijn wij bij oma?
Wann sind wie bei oma?
Waar is mijn sleutel?
Wo ist mijn schlüssel?
Wij rijden met de fiets naar stahlbrode.
Wie fahren mit dem fahrrad nach stahlbrode
Eigenlijk niet.
Eigenlich nicht.
Wij moeten voor 12 uur daar zijn.
Wie sollen vor 12 uhr da sein.
Goed, ik neem het.
Gut, ich nehme es.
De sleutel van mijn scooter. Ik heb al 2 keer het hele huis doorzocht.
Den schlüssel von meinem scooter. Ich habe schon Zweimal das ganze haus durchucht