duits - nederlands en anderzom Flashcards
de gitaar
die Gitarre - die Gitarren
de stad
die Stadt - die städte
de viool
die Geige - die Geigen
het drumstel
das Schlagzeug - die Schlagzeuge
de hobby
das Hobby - die Hobbys
de piano
das Klavier - die Klaviere
de vakantie
die Ferien
aan sport doen
Sport machen
bevallen
gefallen - gefallen
dansen
tanzen
fietsen
Rad fahren - gefahren
gamen
gamen
leuk zijn
Spaß machen
lezen
lesen - gelesen
naar de bioscoop gaan
ins Kino gehen - gegangen
naar het museum gaan
ins Museum gehen
naar het zwembad gaan
ins Schwimmbad gehen
naar muziek luisteren
Musik hören
paardrijden
reiten - geritten
skiën
Ski gahren - gefahren
spelen
spielen
tennissen
Tennis spielen
voetballen
Fußball spielen
zingen
singen - gesungen
zwemmen
schwimmen - geschwommen
met
mit
of
oder
soms
manchmal
dom, stom
blöd
interessant
interessant
leuk
toll
makkelijk
leicht
moeilijk
schwierig
mooi
schön
saai
langweilig
abenteuerlich
avontuurlijk
kicken
voetballen
irgendwann
op een gegeven moment
der fußballverein
de voetbalclub
wechseln
wisselen
der Gegner
de tegenstander
trainieren
trainen
draußen
buiten
schade
jammer
leider
helaas
keine Ahnung
geen idee
gleich
zometeen, binnenkort
anchmal
af en toe, soms