duits lektion 2 Flashcards
1
Q
faul
A
lui
2
Q
damals
A
toen
3
Q
häufig
A
vaak
4
Q
niemals
A
nooit
5
Q
oft
A
vaak
6
Q
riesig
A
reusachtig, heel groot
7
Q
schließlich
A
ten slotte, uiteindelijk
8
Q
umweltfteundlich
A
milieuvriendelijk
9
Q
verbrauchen
A
verbruiken
10
Q
versprechen
A
beloven
11
Q
weder…noch
A
noch…noch
12
Q
wegziehen
A
vertrekken, wegtrekken , verhuizen