duits Flashcards
maar
aber
pas op!
Achtung!
dus
also
letten op
aufpassen auf
het legitimatiebewijs
der Ausweis
de automobilist
der Autofahrer
boos
böse
dat maakt niet uit
das ist egal
zich verontschuldigen
sich entschuldigen
ik bied daarvoor mijn excuses aan
ich entschuldige mich dafür
het rijbewijs
der Führerschein
bijna
fast
ontbreken
fehlen
geldig
gültig
nu
jetzt
kapot
kaputt
het spijt me
Das tut mir leid
aardig van u!
Nett van Ihnen!
gebeuren
passieren
wat is er gebeurd?
Was ist passiert?
plotseling
plötzlich
de politie
die Polizei
de politieagent
der Polizist
de politieagenten
die Polizisten
de fietser
der Radfahrer
het verkeersbord
das Schild
de verkeersborden
die Schilder
de straat
die staße
de straten
die Straßen
terug
zurück
bovendien
außerdem
de foto
das Bild, das Foto
ernaast
daneben
daarom
deshalb, darum
het dorp, de dorpen
das Dorf, die Dörfer
in het dorp
im Dorf
klaar
fertig
zo
gleich
het huis, de huizen
das Haus, die Häuser
het fornuis
der Herd
de keuken
die Küche
de koelkast
der Kühlschrank
het midden
die Mitte
in het midden
in der Mitte
het meubilair
die Möbel
de kast
der Schrank
de stad, de steden
die Stadt, die Städte
in de stad
in der Stadt
de tafel
die Tisch
al
schon
zitten
sitzen
de bank
das Sofa
de stoel, de stoelen
der Stuhl, die Stühle
de deur, de deuren
die Tür, die Türen
omdat
weil
wonen
wohnen
de kamer, de kamers
das Zimmer, die Zimmer
graag
gern
