Dramatiek woordenschat Flashcards
existeren
In beweging zijn. Iemand existeert voor mij pas, wanneer hij zich in een continue uitwisseling bevindt met wat binnen en buiten hem gebeurt. Hij existeert niet meer wanneer hij zich heeft aangepast.
driehoek van Peterson
De 3 hoofdgenres van de litteratuur: dramatiek, epiek, lyriek
conflict
een element van tweestrijd, confrontatie, oppositie.
aristotelisch theater
Het idee: het uitbeelden van de werkelijkheid. Het publiek kan zich inleven in de situatie. HART
episch theater
De wereld in vraag stellen. Doel: mensen doen nadenken over wat er rond hun gebeurt in de wereld. INTELLECT
absurdistisch theater
Mensen verwonderen/verbazen VERBAZING
soorten theater
aristotelische, epische, absurdistische
expositie
kennismaking met de belangrijkste personages + het verhaal
motorische moment
Het moment waarop het conflict in het verhaal begint
finale climax
op het slechts
verhaalopbouw (aristotelisch theater)
- expositie
- motorische moment
- crisissituatie
- finale climax
- wending/ontknoping
mis-en-scène
het geheel van de elementen die gebruikt zijn om de tekst op het podium te brengen en de manier waarop die samenwerken.
vierde wand
Een denkbeeldige muur tussen het podium en het publiek. Voor de acteurs is het als een echte muur. Als een acteur naar het publiek loopt of er tegen spreekt is de vierde wand doorbroken.
fysionomie
De persoonlijkheid afleiden van het uiterlijk van een persoon.
soliloquium
geïsoleerde alleenspraak = monoloog waarin een personage iets zegt over zijn eigen gevoelens en/of gedachten.
gestiek
lichaamstaal en gebaren
proxemiek
Waar de personages tegenover elkaar staan op het podium zegt iets over de verhoudingen tussen de personages
Diëgetisch geluid
geluid waarvan de bron deel uitmaakt van het beeld (de personages horen het ook)
non-diëgetisch geluid
de bron is niet zichtbaar, maar heeft wel een functie binnen het verhaal (sfeer) (de personages horen het niet.
iconisch
beschrijven wat je ziet
deiktisch
wat je er uit kan afleiden