Domein I Flashcards
autonome belastingen
Belastingen die onafhankelijk van het (nationaal) inkomen worden geheven. Bijvoorbeeld accijns en btw.
autonome consumptie
Consumptie die niet afhankelijk is van de hoogte van het nationaal inkomen.
besparingen
Het bedrag dat gezinnen overhouden nadat ze over het inkomen belasting hebben betaald en er consumptiegoederen van hebben gekocht.
belastinglek
Het deel van extra inkomen dat als gevolg van belastingbetaling niet tot extra effectieve vraag leidt.
GA-curve
De GA-curve geeft het geaggregeerde aanbod van goederen en diensten bij ieder inflatieniveau.
geaggregeerd aanbod
(= macro-economische aanbod) De totale hoeveelheid goederen en diensten die bedrijven in een jaar willen produceren en verkopen.
inkomensevenwicht
De totale vraag naar goederen en diensten (de effectieve vraag) is gelijk aan het nationaal inkomen.
inkomensidentiteit
Geeft het evenwicht op de goederenmarkt weer: Y = C + I + O.
IS-curve
Geeft alle combinaties tussen reële rente (r) en inkomen (Y) waarbij evenwicht op de goederenmarkt bestaat.
MB-curve
De MB-curve geeft de monetaire beleidsregel van de centrale bank weer als een horizontaal verband tussen de reële rente (r) en het inkomen (Y).
monetaire beleidsregel
Geeft aan hoe hoog de centrale bank de rente (r) wil zetten bij een bepaald niveau van inflatie (0).
multiplier
(= inkomensvermenigvuldiger) Als door een extra autonome besteding, bijvoorbeeld € 10 miljard, het bruto binnenlands product toeneemt met een veelvoud van € 10 miljard, bijvoorbeeld 2 x € 10 miljard, dan is 2 de multiplier.
naïeve inflatieverwachtingen
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de verwachte inflatie voor de komende periode gelijk is aan de inflatie van de afgelopen periode.
prijsflexibiliteit
De prijzen kunnen op de korte termijn aangepast worden.
Verschijnsel dat de marktprijzen van goederen en diensten zich snel aanpassen aan een verandering in de verhouding tussen vraag en aanbod. De prijzen zijn niet rigide of star.
prijsrigiditeit
(= prijsstarheid)
De prijzen kunnen op de korte termijn door bijvoorbeeld loonstarheid niet gewijzigd worden.
Verschijnsel dat de marktprijzen van goederen en diensten zich pas na langere tijd aanpassen aan een verandering in de verhouding tussen vraag en aanbod. De prijzen zijn niet flexibel.
spaaridentiteit
Geeft het evenwicht op de vermogensmarkt weer: S = I + (O-B). Ook wel weergegeven als I = S.
spaarlek
Het deel van extra inkomen dat als gevolg van besparingen niet tot extra effectieve vraag leidt.
Wanneer loopt de pijl van de overheid naar de financiële instellingen?
bij een begrotingsoverschot
Wanneer loopt de pijl van de financiële instellingen naar de overheid?
bij een begrotingstekort
multiplier formule
△Y/( △Co/△Io/△O)
Ketnesiaans model van een gesloten economie
(= een exante model = van te voren in te schatten)
Gedragsvergelijkingen:
=> C = c(Y - B) +Co
=> I = Io
=> O = Oo
=> B = bY (bij een intentionele vergelijking => B = bY + Bo)
Rest:
=> EV = C + I + O
=> Y = EV
c
(=marginale consumptiequote)
= △c/△Y
b
(=de marginale belastingquote)
= △B1/△Y
Waar zijn Investeringen in werkelijkheid van afhankelijk?
- bezettingsgraad van de productiecapaciteit
- rentestand
- winst(verwachting)