Discriminatie & vooroordelen Flashcards

1
Q

Discriminatie

A

is een ongerechtvaardigde, negatie en/of schadelijke actie die mensen richten tegen de mensen binnen een groep, puur omdat ze deel uitmaken van die groep.

Discriminatie is te herkennen aan een ongelijke behandeling van een persoon op grond van een bepaald kenmerk, zoals geslacht, religie of seksuele geaardheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vooroordelen

A

Vooroordelen zijn vijandige of negatieve emoties tegenover een onderscheidbare groep mensen, puur gebaseerd op hun lidmaatschap van die groep. Ze hebben een affectieve (emotionele) component.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zijn vooroordelen altijd negatief?

A

Nee, vooroordelen kunnen zowel positief als negatief zijn, hoewel negatieve vooroordelen vaker schadelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kun je negatieve gevoelens over andere mensen verminderen?

A

Negatieve gevoelens kunnen verminderd worden door in contact te komen met mensen waarover je vooroordelen hebt.

Dit helpt om hun persoonlijkheid en kwaliteiten te leren kennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke component is het meest opvallend in de structuur van vooroordelen?

A

De affectieve (emotionele) component is het meest opvallend in de structuur van vooroordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Italiaanse onderzoek vooroordelen

A

Uit Italiaans onderzoek kwam naar voren dat als je tijdens een arbeidsrelatie te maken krijgt met een collega over wie je eerst vooroordelen hebt, je meer empathie en een verminderde ‘angst’ voor de groep krijgt.

Dit doordat je iemands kwaliteiten en persoonlijkheid leert kennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sociale categorisatie

A

het begrijpelijker maken van de sociale wereld door mensen op
basis van enkele kenmerken in te delen in categorieën.

Dit gebeurt spontaan en automatisch zonder dat we erbij nadenken (schema’s).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe definiëren we een stereotype

A

als een cognitief schema dat bepaalde kenmerken bevat die we aan de mensen binnen een groep toeschrijven zonder rekening te houden met onderlinge verschillen en die we wijd delen binnen een samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op basis waarvan ontwikkelen we stereotypen

A

op basis van onze eigen ervaring en van wat we horen via de media en in onze lokale cultuur.

Mensen kunnen schaamteloos en openlijk praten over stereotype.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geïnstitutionaliseerde discriminatie

A

legale of illegale discriminatie van minderheden door een overheid of andere gezaghebbende instanties op grond van etniciteit, sekse, cultuur, leeftijd, seksuele oriëntatie of andere kenmerken.

Bijv. bij een sollicitatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Impliciete associatie test (IAT)

A

een test waarbij de snelheid van iemands positieve en negatieve associaties met een doelgroep wordt gemeten.

Het is een test die onbewuste (impliciete) associaties meet aan de hand van de snelheid waarmee mensen een gezicht (bijv. wit of donker, oud of jong) kunnen koppelen aan een positief of negatief woord (bijv. slecht of eerlijk, vreugde of mislukking).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De effecten van vooroordelen:

A
  • Mensen kunnen zelf gaan geloven in de vooroordelen die ze krijgen.
    Bijv. minderwaardig, onaantrekkelijk of incompetent.
  • Mensen kunnen aan de andere kant de negatieve vooroordelen ook juist omzetten naar een bron van empowerment, motivatie en trots.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Selffulfilling prophecy

A

als je denkt dat Charlie niet heel slim is, is het waarschijnlijker dat je geen slimme vragen gaat stellen aan Charlie.

Waarom zou ik naar Charlie luisteren als die waarschijnlijk toch niks slims of interessants te zeggen heeft?

Als Charlie dit doorheeft, kan Charlie ook echt gaan geloven dat hij dom is (gollem effect).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociale identiteitsbedreiging

A

de bedreiging die mensen ervaren wanneer anderen hen beoordelen als deel van hun groep in plaats van als individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zelfbevestiging

A

jezelf op een realistische manier herinneren aan je goede kwaliteiten of
ervaringen die ervoor zorgden dat je je trots en succesvol voelde. Zelfbevestiging is een
zogenaamde contra-stereotypestrategie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar kan zelfbevestiging bij helpen

A

bij het tegengaan van de effecten die optreden wanneer je je gestigmatiseerd, niet gerespecteerd of incompetent voelt.