Dierkunde Taak 3 Flashcards

1
Q

Adaptie

A

Adaptatie vindt plaats wanneer organismen zich aanpassen aan hun leefomstandigheden en hierdoor erfelijk veranderen in hun morfologische structuren of hun gedrag. Op deze manier hebben deze organismen of individuen meer kans om te zich voort te planten en te overleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Allopatrisch

A

Allopatrische soortvorming is soortvorming waarbij dochtersoorten ontstaan uit een vooroudersoort bij een duidelijk aanwijsbare ruimtelijke scheiding tussen de dochterpopulaties en de oudersoort die wordt veroorzaakt door geologische verschijnselen of migratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Amnioten

A

Amniota vormen een groep van gewervelde dieren die behoren tot de Tetrapoda (viervoeters). Tot de amniota behoren de reptielen, vogels en zoogdieren. Amniota hebben een vlies, het amnion, om hun eieren. … Het embryo van tegenwoordige amnioten wordt omgeven door een aantal beschermende membranen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Analogie

A

Een overeenkomst tussen twee verschillende zaken die bijv. kan dienen als basis voor een bepaalde redenering of vergelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Antropologie

A

Antropologie betekent letterlijk studie of wetenschap van de mens. Antropologen willen weten hoe mensen overal ter wereld door het aangaan van sociale relaties op heel verschillende manieren vorm en betekenis geven aan hun leefwerelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Antropomorf

A

(van niet-menselijke wezens) met menselijke eigenschappen Voorbeeld: `een antropomorfe god

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Biodiversiteit

A

Biodiversiteit is een term die we gebruiken om de rijkdom van de natuur aan te duiden. Het gaat om de grote verscheidenheid aan dieren, planten, habitats en genen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Carnivoor

A

Een carnivoor (van Latijn caro, vlees en vorare, eten) of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cladistiek

A

Cladistiek of cladisme (kladistiek of kladisme) is een analysemethode die gebruikt wordt in de bio-systematiek om de evolutionaire relaties tussen organismen te bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cladogram

A

Een cladogram is het resultaat van de cladistiek, de wetenschap die zich richt op de analyse van overeenkomsten en verschillen tussen taxa teneinde die op een objectieve manier weer te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fenotype

A

Verzameling van alle waarneembare kenmerken van een individu, ook wel gebruikt voor slechts een waarneembare eigenschap. Het fenotype komt tot stand door een gezamenlijke invloed van genen en milieufactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fylogenie

A

Evolutieve geschiedenis van een bepaalde groep organismen of van een kenmerk dat doorheen de evolutie veranderde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Genotype

A

Dit is de verzameling van alle allelen bij een individu, m.a.w. de verzameling van eigenschappen die geërfd werd van de ouders. In de klassieke genetica wordt deze term ook gebruikt om de allelen van het onderzochte erfelijk kenmerk aan te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Herbivoor

A

Herbivoren (meerv.) dier dat zich uitsluitend met plantaardig voedsel voedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Homologie

A

Overeenkomst in bouw, gelijkenis als gevolg van afstamming van een gemeenschappelijke voorouder. Voorbeeld: alle pootskeletten van gewervelden zijn homoloog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mutatie

A

Een mutatie is een verandering in het genetisch materiaal, waarbij het genotype wordt veranderd. Door een mutatie kan er een nieuwe erfelijke eigenschap ontstaan.

17
Q

Neontologie

A

Neonatologie is de zorg voor pasgeborenen. De afdeling voor pasgeborenen heet dan ook afdeling Neonatologie

18
Q

Omnivoor

A

Dier, met inbegrip van de mens, dat zowel dierlijk als plantaardig voedsel eet; alleseter.

19
Q

Sympatrisch

A

Aanduiding voor soorten met gelijke of overlappende verspreidingsgebieden.

20
Q

Zoögrafie

A

Beschrijving van de dieren