Didactics 1.1 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Vakdidactische Bekwaamheid

Wanneer ben je vakdidactisch bekwaam?

A

Wanneer je de vakinhoud leerbaar maakt voor de leerlingen en dit in afstemming is met de collega’s en passend is bij het onderwijskundige beleid van de school. Je weet de vakinhoud te vertalen in leerplannen of leertrajecten.

Bekwaamheideisen & onderwijscoöperatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vakdidactische Bekwaamheid

Wat moet je hiervoor aan kennis bezitten?

A

Theorieën over het leren van een taal, kennis van didactische werkvormen, doelen en kaders van het schoolvak en voldoende vakkennis om boven de stof te staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vakdidactische Bekwaamheid

Wat valt er onder kennis van de taal?

A
  • Vocabulaire
  • Grammatica
  • Fonologie
  • Functie
  • Conversatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat valt er onder taalvaardigheid?

A
  • Lezen
  • Luisteren
  • Schrijven
  • Spreken
  • Gesprekken voeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn receptieve vaardigheden?

A

Lezen & luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn productieve vaardigheden?

A

Spreken & schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het ERK en waar wordt het voor gebruikt?

A

Het ERK, ookwel het Europees Referentiekader wordt gebruikt in het onderwijs, met name het vreemdetalenonderwijs, maar ook in het onderwijs Nederlands aan anderstaligen. Het ERK koppelt de taalvaardigheid in een vreemde taal aan zes beheersingsniveaus, oplopend van A1, A2 (basisgebruiker), naar B1, B2 (onafhankelijk gebruiker) tot C1, C2 (vaardig gebruiker). Er zijn ook plusniveau’s binnen de beheersingsniveau’s, dit is wanneer men een aantal kenmerken van het volgende niveau. Men kan ook onder het A1 niveau zitten, dit is wanneer men de eerste pogingen doet met een nieuwe taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar worden kerndoelen gebruikt?

A

In de onderbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar worden eindtermen gebruikt?

A

In de bovenbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar worden kwalificatiedossiers gebruikt?

A

Op het MBO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ERK: Basisgebruiker

Welke kenmerken horen er bij het beheersingsniveau A1 - basisgebruiker?

A

Kan vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen gericht op de bevrediging van concrete basisbehoeften begrijpen en gebruiken. Kan zichzelf aan anderen voorstellen en kan vragen stellen en beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij/hen woont, mensen die hij/zij/hen kent en dingen die hij/zij/hen bezit. Kan op een simpele wijze reageren, aangenomen dat de andere persoon langzaam en duidelijk praat en bereid is om te helpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ERK: Basisgebruiker

Welke kenmerken horen er bij het beheersingsniveau A2 - basisgebruiker?

A

Kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoongegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk). Kan communiceren in simpele alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties vereisen. Kan in eenvoudige bewoordingen aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddelijke omgeving en kwesties op het gebied van diverse behoeften beschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ERK: Onafhankelijke gebruiker

Welke kenmerken horen er bij het beheersingsniveau B1 - onafhankelijke gebruiker?

A

Kan de belangrijkste punten begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd. Kan zich redden in de meeste situaties die kunnen optreden tijdens het reizen in gebieden waar de betreffende taal wordt gesproken. Kan een eenvoudige lopende tekst produceren over onderwerpen die vertrouwd of die van persoonlijk belang zijn. Kan een beschrijving geven van ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities en kan kort redenen en verklaringen geven voor meningen en plannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ERK: Onafhankelijke gebruiker

Welke kenmerken horen er bij het beheersingsniveau B2 - onafhankelijke gebruiker?

A

Kan de hoofdgedachte van een ingewikkelde tekst begrijpen, zowel over concrete als over abstracte onderwerpen, met begrip van technische besprekingen in het eigen vakgebied. Kan zo vloeiend en spontaan reageren dat een normale uitwisseling met moedertaalsprekers mogelijk is zonder dat dit voor een van de partijen inspanning met zich meebrengt. Kan duidelijke, gedetailleerde tekst produceren over een breed scala van onderwerpen; kan een standpunt over een actuele kwestie uiteenzetten en daarbij ingaan op de voor- en nadelen van diverse opties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ERK: Vaardig gebruiker

Welke kenmerken horen er bij het beheersingsniveau C1 - vaardig gebruiker?

A

Kan een uitgebreid scala van veeleisende, lange teksten begrijpen en de impliciete betekenis herkennen. Kan zichzelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder daarvoor aantoonbaar naar uitdrukkingen te moeten zoeken. Kan flexibel en effectief met taal omgaan ten behoeve van sociale, academische en beroepsmatige doeleinden. Kan een duidelijke, goed gestructeerde en gedetailleerde tekst over complexe onderwerpen produceren en daarbij gebruikmaken van organisatorische structuren en verbindingswoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ERK: Vaardig gebruiker

Welke kenmerken horen er bij het beheersingsniveau C2 - vaardig gebruiker?

A

Kan vrijwel alles wat hij/zij/hen hoort of leest gemakkelijk begrijpen. Kan informatie die afkomstig is van verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten, argumenten reconstrueren en hiervan samenhangend verslag doen. Kan zichzelf spontaan, vloeiend en precies uitdrukken en kan hierbij nuances in betekenis, zelfs in complexere situaties, onderscheiden.

17
Q

Leren van een taal - Proces

Wat zijn de kenmerken van taalverwerving?

A
  • Natuurlijk leren (imitatie v. ouders)
  • Kost veel tijd
  • Intrinsiek gemotiveerd
  • Geen bewust gepland leerproces
  • Impliciet leren
18
Q

Leren van een taal - Proces

Wat zijn de kenmerken van een taal leren?

A
  • Formele lessen
  • Kost minder tijd
  • Extrinsiek gemotiveerd
  • Leertijd moet ingepland en georganiseerd worden voor efficiënt leren
  • Expliciet leren (bv. grammatica en vocabulaire)
19
Q

Wanneer ben je taalvaardig?

A

Dit hangt samen met een doel.
Hoe taalvaardiger, hoe correcter het gebruik

Correctheid:
* Precisie van de boodschap
* Vloeiendheid
* Grammatica
* Vocabulaire
* Uitspraak

20
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Beschrijf Krashen’s Comprehensible Input Hypothesis (theorie)

A

Input op niveau +1, net boven het niveau van de leerling.

21
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Beschrijf Swain’s Output Hypothesis (theorie)

A

Om een taal goed te leren beheersen moet je naast het krijgen van input (receptief) ook zelf taal produceren (productief).

22
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Welke kenmerken horen bij het communicatief taalonderwijs vanaf de jaren `70?

A
  • De nadruk ligt op het overbrengen van de boodschap
  • Vorm van de boodschap (correcte zinsbouw, correcte spelling etc.) van minder belang
  • Vreemdetalenonderwijs gaat met name over deze manier van aanpak
23
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Waarom is dit de belangrijkste benadering geworden?

‘dit’ refereert naar het communicatief taalonderwijs

A
  • Betekenisvolle communicatie produceren
  • Nadruk op vaardigheden, niet op taalkennis
  • Authentieke materialen
24
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Wat zijn kenmerken van de CLIL-benadering?

A

Doeltaal (L2) wordt ingezet in een vak wat niks te maken heeft met de taal zelf (praktijkgericht).

25
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Wat zijn kenmerken van de grammaticale benadering?

A
  • Traditionele methode
  • Weinig gebruik van de doeltaal
  • Nadruk op grammatica en vertalen
  • Voornamelijk schriftelijk (lezen en schrijven)
  • Weinig aandacht voor spreken en luisteren
26
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Wat zijn kenmerken van de audio-linguale methode/benadering?

A

‘Papegaaien’
* Naspreken, uit het hoofd leren en opzeggen van dialogen, gebruiksklare zinnetjes, idiomatische uitdrukkingen en lijsten.
* Drillen
* Nadruk op grammatica en vertalen

27
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Wat zijn kenmerken van task-based learning?

A
  • Gaat om betekenisvolle communicatie
  • Methode richt zich op doelgerichte activiteiten die leerlingen motiveren tot het gebruiken en toepassen van taal
  • Leerlingen persoonlijk betrekken bij een taak
  • Nadruk op grammatica en vertalen
28
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Wat zijn kenmerken van de Suggestopedia benadering?

A

Methode richt zich op creëren van een veilige en ontspannen sfeer om een taal in te leren.
* Dialogen, spellen en liedjes
* Prettige achtergrondmuziek
* Doeltaal en moedertaalgebruik
* Gezellige klaslokalen en comfortabele stoelen
* Leren gaat sneller met een positieve mindset en een prettige sfeer
* Huiswerk niet voor het slapen gaan en net na het wakker worden

29
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Wat zijn kenmerken van de TPRS-benadering?

A
  • Verhalen als middel om woorden in context te leren
  • Woorden komen in andere verhalen terug
  • Woorden worden op het bord vertaald
30
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Wat zijn kenmerken van de lexicale benadering?

A
  • Focus op ‘chunks’, het leren van woorden en woordcombinaties
  • Geen woordenlijsten leren, maar combinaties van woorden die in veel zinnen te gebruiken zijn
  • Basisprincipe: “Language is grammaticalised lexis, not lexicalised grammar”. (Lewis, 1993)
31
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Wat zijn kenmerken van de TPR-benadering?

A
  • Luistervaardigheid wordt eerst ontwikkeld: ‘modeling’ en ‘demonstration’
  • Spreken na 10 à 20 uur (vanuit behoefte)
  • Gebruik van gebiedende wijs
  • Elk woord is gekoppeld aan een fysieke actie
  • Beter onthouden door het gebruik van meerdere zintuigen
32
Q

Benaderingen in het vreemdetalenonderwijs

Wat zijn kenmerken van de AIM-benadering?

A
  • Canadese onderwijsmethode ontwikkeld voor Frans (op de basisschool)
  • Een taal leren gaat sneller met ondersteuning van gebaren
  • Aan de hand van verhalen
  • Focus ligt op spreekvaardigheid
  • Interactie en spel (muziek speelt ook een grote rol)
33
Q

Lees- en luisterproces (1)

Wat gebeurt er tijdens het top-down proces?

A

De leerling zet hun eigen kennis van de wereld, van teksten, van taal en cultuur in.

Voorbeeldvraag: “Wat kun je verwachten als je naar een weerbericht luistert?

34
Q

Lees- en luisterproces (1)

Wat gebeurt er tijdens het bottom-up proces?

A

De leerling haalt informatie uit letters, lettergrepen, woorden en zinnen (lezen wat er letterlijk staat) of uit afzonderlijke woorden en zinnen (focus op taal).

Voorbeeldvraag: “Welke woorden gebruikt de presentator om de verschillende weerstypen te benoemen?”