Dialoghi Flashcards
Heeft u nog een kamer voor
- twee personen?
- volgend weekend?
Avete una camera per
- due persone?
- il prossimo fine settimana?
Hoeveel kost de kamer?
Quanto viene la camera?
Ik heb een probleem
Ho un problema
Er is geen warm water in de badkamer
Nel bagno non ci sono l’aqua calda
Er mist nog een deken
Manca ancora una coperta
Kunnen we nog een deken krijgen?
Posso avere ancora una coperta?
De televisie werkt niet
Il televisore non funziona
La televisione non funziona
Er is een probleem met de lamp
C’è una problema con la lampada
Het appartement is klein, maar heel comfortabel
L’appartamento è piccolo ma molto comodo
Het is precies de periode die me interesseert
È proprio il periodo che interessa a me
Ik ga van de eerste tot de tiende
Vado dal primo al decimo
Ik ga van Rome naar Parijs
Vado da Roma a Parigi
Ik wil het nummer van de creditkaart, aub
Voglio il numero della carta di credito
Het is een dubbele kamer, goed?
C’è una matrimoniale, va bene?
Een ogenblik, aub
Un attimo, per favore