Diabetes Mellitus Flashcards

1
Q

Wat zijn oorzaken van DM I?

A

Volledige afwezigheid of geringe insulineproductie door de pancreas. Dit is een autoimmuunproces. DM I kan ook komen door een pancreatitis of verwijdering van de pancreas. DM I kan ook aangeboren zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de oorzaak van DM II?

A

Pancreas maakt wel (wat) insuline maar spier, vet en levercellen zijn minder gevoelig ervoor. Insulineresistentie.

  • Insulineresistentie wordt bevorderd door hormonen zoals cortisol, groeihormoon en adrenaline. Kan ook komen door obesitas.
  • Door langdurig verhoogde glucosespiegel beschadigen de betacellen in de pancreas waardoor er steeds minder insuline wordt geproduceerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de risicofactoren voor DM II?

A
  • DM in de familie
  • Hogere leeftijd
  • Ernstig overgewicht
  • Eerdere zwangerschapsdiabetes
  • Lichamelijke inactiviteit
  • Ongezonde voeding met te veel vet en te weinig vezels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de verschijnselen bij DM I?

A
  • Moeheid
  • Polyurie (veel plassen)
  • Polydipsie (veel drinken)
  • Vermagering
  • Slecht zien
  • Amerroe (stoppen van menstruatie)
  • Ontstaan ketoacidose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de verschijnselen bij DM II?

A
  • Ontstaan geleidelijk
  • Vaak dezelfde verschijnselen als bij DM I
  • minder of zonder vermagering
  • Vaker plassen
  • dehydratie
  • Moeheid door glucosegebrek in de spieren
  • vaker urineweginfecties
  • Ketoacidose kan voorkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke onderzoeken vinden er plaats bij een patient met DM??

A
  • Meten van glucosewaarde
  • Meting mbv vingerprik
  • Continue meting met subcutane glucosemeter
  • Meten van HbA1c
  • Anamnese voor klachten en risicofactoren
  • Lichamelijk onderzoek
  • Urineonderzoek
  • Bloedonderzoek op Na, K, kreat, HbA1c
  • evt echo voor vaatonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandeling van DM I benoemen?

A

Wordt altijd met insuline behandeld

  • langwerkend
  • kortewerkend; direct werkend, kort voor de maaltijd
  • insulinepomp, constante subcutane afgifte van insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behandeling DM II benoemen?

A
  • Gewichtsreductie
  • Leefstijlverandering
  • oracle tabletten zoals metformine
  • insuline zn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn normale glucose waarde voor een goed ingestelde diabeet?

A

Nuchter tussen de 3 en 7 mmol

Niet nuchter tussen de 4 en de 10 mmol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Door wat wordt de bloedglucose verhoogd?

A
  • Koolhydraten
  • stresshormonen
  • Angst
  • infecties
  • bepaalde medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Door wat wordt de bloedglucose verlaagd?

A
  • inspanning
  • insuline
  • orale medicatie: metformine
  • alcohol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent een hyperglycemie?

A

Verhoogde bloedglucose, hoger dan 7 mmol nuchter of boven de 11 niet nuchter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke verschijnselen geeft hyperglycemie?

A
  • Polyurie (veel plassen)
  • Polydipsie (veel drinken)
  • Eerder genoemde diabetes verschijnselen
  • late complicaties bij langdurig hyperglycemie; atherosclerose, neuropathie, retinopathie, nefropatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent hypoglycemie?

A

Verlaagde bloedglucose, minder dan 3 a 4 mmol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke complicaties treden op bij een hypoglycemie?

A
  • zweten
  • angst/agressie
  • beven en hartkloppingen
  • verwardheid
  • hoofdpijn
  • dubbelzien
  • spraakstoornissen
  • insulten
  • coma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly