design I Flashcards

1
Q

Wat is design?

A
  • grafisch ontwerp (logo design, letter design, branding, social media, website design)
  • interface
  • vormgeving en ontwerp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

doel design

A
  • communicatiemodel

- visuele ondersteuning om boodschap over te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

toolbox

A
  • kleur
  • typografie
  • beeld
  • vorm
  • compositie en lay-out
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

typografie

A

Omvat alle aspecten die horen bij het “opmaken” van een tekst (lettertype, regelafstand, grootte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

letterontwerp

A

ontwerpen van lettertypes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

doel typografie

A
  • Tekst leesbaar maken

- al iets vertellen over de inhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geschiedenis typografie

A
  • eerste schrift –> tekens
  • beeldschrift
  • Romeinse letters = basis van de schreefletter (met penseelstreek en bijtel)
  • schrift van Karel de Grote
  • de gotische minuskel (Bijbel –> smallere letters, duur papier)
  • 1455: gutenbergbijbel –> basis boekdrukkunst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de letter en het lettertype

A
  • x-hoogte = hoogte van de letter
  • kapitaalhoogte = bij uppercase
  • stok en staart = uitsteeksels van x-hoogte)
  • romein/romen cursief, italic
  • kapitaal/bovenkast/uppercase onderkast/lowercase
  • corpsgrootte = aanduiden in punten, grootte van letter
  • lettergrootte roman is tussen 8 en 10 pt
  • lettergrootte kleinst leesbare tekst is 5pt
  • ligaturen = letters die aan elkaar hangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lettercategorieën

A
  • Sans serif (schreefloos)
  • Serif (schreef, op sommige plekken dunner)
  • Slabserif (overal is de letter even dik)
  • display (lettertype voor kleine tekst, karakterisitieke letters, opvallender, vooral bij logo’s en merken)
  • Mono(spaced) (iedere letter neemt even veel plaats in, vooral vroeger gebruikt bij typemachine’s)
  • handwriting/script ( vaak niet gebruikt in professionele wereld)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

leesbaarheid van een tekst (9)

A
  • witruimte = rustpunt voor ogen
  • alinea’s
  • marges (afstand tussen tekst en rand)
  • kolommen zorgen voor extra marges
  • word spacing ( niet in blokken werken - zorgt voor grote gaten in tekst)
  • interlinie (ruimte tussen de regels)
  • tekst uitlijnen (meestal links)
  • letter spacing (afstand tussen de aparte letters)
  • het lettertype en de diverse lettergroottes en soorten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

manieren van uitlijnen

A
  • uitgevuld/justify ( zorgt voor gaten)
  • gecentreerd / Align center ( enkel voor titels en heel korte teksten)
  • links uitgelijnd/ align left ( meest flexibele manier)
  • rechts uitgelijnd / align right (vermijden!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

doel compositie

A
  • de drager boeiender, spannender maken
  • structuur en hiërarchie aanbrengen in informatie
  • informatie beklemtonen en sterker doen uitkomen dan andere
  • zoeken naar evenwicht en inspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

factoren bepalen van lay-out

A
  • vorm
  • plaats
  • verhouding
  • oppervlakte van drager
  • kleur
  • negatieve ruimte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

soorten composities

A
  • centrale
  • symmetrische
  • assymmetrische
  • diagonale
  • overal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vector

A
  • paden die gedefinieerd worden door begin- en eindpunt met daartussen andere punten
  • kan elke vorm hebben
  • mathematische parameters, geen pixels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vectorbestand

A
  • grafische afbeelding die opgebouwd is uit vele individuele objecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kenmerken vectorbestand

A
  • zijn oneindig schaalbaar
  • kleine bestandsgroote
  • zijn resolutie onafhankelijk
  • geen achtergrond/ vrijstaande elementen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

pixel

A
  • afbeeldingen in Photoshop
  • 72 dpi nodig om een afbeelding scherp te zien ( 1 inch = 2,5 cm)
  • verhogen van dpi maakt afgedrukte afbeelding kleiner ( en omgekeerd)
  • onmogelijk om beeld in lage resolutie om te zetten in een hoge resolutie en de grootte te bewaren
  • je kan resolutie van beeld niet verhogen om zo een beter kwaliteit te bekomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

resolutie

A

pixeldichtheid van een beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

kenmerken pixel

A
  • iedere pixel bevat unieke informatie
  • niet oneindig schaalbaar
  • resolutie web = 72dpi
  • resolutie print = 300 dpi
  • veel pixels = veel megabytes
  • te weinig pixels = niet veel details/ wazig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

DPI

A
  • Dots Per Inch
  • beschrijft resolutie van beeld
  • verwijst naar het aantal afgedrukte ounten op een vierkante inck van een door een printer afgedrukte afbeelding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

PPI

A
  • Pixel per Inch
  • resolutie van beeld beschrijven
  • verwijst naar het aantal pixels op een vierkante inch op een computerscherm weergegeven beeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Place linked

A
  • beeld uit Photoshop dat je plaatst in Illustrator afzonderlijk bewerken
  • wordt automatisch aangepast
    doorsturen? geplaatste beelden mee doorsturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

place embedded

A

-beeld uit photoshop in Illustrator plaatsen en afzonderljk bewerken
-beeld wordt niet gezien als photoshop file maar als illustrator file
doorsturen? beeld is geïntegreerd –> zichtbaar voor iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

.psd

A
  • photoshop native document
  • behoud alle info die bij het beeld hoort
  • behoud van layers, effecten, settings, kleuren, transparantie
  • geen compressie
  • enkel te openen in dezelfde versie van Photoshop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

.ai

A
  • adobe illustrator native document
  • geen compressie
  • behoud van layers, effecten, settings, kleuren, transparantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

.tiff

A
  • tagged image file format
  • behoud lagen
  • beste kwaliteit ~ zeer zwaar
  • voor drukwerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

.jpg

A
  • Joint photographic experts group
  • compressie (er gaat info verloren)
  • goede kleurcompressie (max 16,7 miljoen kleuren)
  • foto’s
  • compressie vs kwaliteit
  • geen transparantie en minder scherpe kleurovergangen
  • compatibel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

.gif

A
  • Graphics interchange format
  • max 256 kleuren, verlies van beeldinformatie door compressie
  • transparantie
  • voor afbeeldingen met weinig kleur (logo’s, iconen,..), animaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

.png

A
  • portable network graphic
  • aantal eigenschappen van . jpg en .gif
  • max 256 kleuren
  • transparantie
  • combinatie graphics en image
  • goede verhouding kwaliteit/compressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

.pdf

A
  • portabkle document format
  • universeel-niet aanpasbaar-vectorieel formaat
  • onafhankelijk van software en besturingssysteem
  • meerdere pagina’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

fonts outline

A
  • document in illustrator doorsturen
  • neit iedereen heeft het font dat wordt gebruikt
  • outlines maken van tekst –> wordt vector shape
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

werprocessen

A
  • briefing en analyse
  • research
  • voorontwerp
  • grafisch ontwerpen
  • productie
34
Q

doel briefing

A
  • krijgen van omschrijving wat de klant nodig heeft
  • via gesprek en vragen
  • belangrijk dat je goed weet wie je klant is, wie zijn klanten zijn, wat de functie is
  • kritisch en duidelijk zijn
  • planning, wie doet wat, wat wordt verwacht, welk materiaal is ter beschikking, budget,…
35
Q

vragen over de klant

A
  • Wat doet je bedrijf?
  • Waar zijn jullie actief?
  • Wie zijn je klanten?
  • Waarom wil je een nieuwe site, app, …?
  • Wat is je doelgroep/ Wie bereik ja al en wie wil je bereiken?
36
Q

Vragen over het project

A
  • Waarom wil je een site, app?
  • Bestaat er al een site?
  • Wat wil je bereiken?
  • Is er een huisstijlgids?
  • In welke talen communiceer je?
  • Wie neemt de beslissingen?
  • Wat is je planning?
  • Welke informatie heb je al?
  • Wat is je budget?
  • Wat verwacht je van mij?
37
Q

reserach

A
  • je documenteren en informeren (concurrenten, klant, referenties)
  • inspiratie zoeken en verzamelen (pinterest, op straat, boeken, films, in de winkel –> overal)
38
Q

Persona

A
  • fictief persoon

- proberen in te leven in de wereld van de doelgroep (naam, leeftijd, beroep, woonplaats, gezin, loon,…)

39
Q

branstorm stappen

A
  • divergeren
  • mindmapping
  • convergeren
  • moodboard
40
Q

divergeren

A
  • het vinden van zoveel mogelijk ideeën en oplossingen
  • alle ideeën zijn goed, nog niet denken aan praktische zaken
  • veel alternatieven
  • durf extreme ideeën door te geven
  • bekijk de dingen van een andere kant
  • neem de tijd, een idee ontstaat niet zomaar
41
Q

Mindmapping

A
  • techniek die kan helpen om informatie, gedachten en denkpatronen in beeld te brengen
  • helpen om nieuwe verbanden te zien, op andere ideeën te komen en overzicht te behouden
42
Q

convergeren

A
  • groeperen –> sommige ideeën horen samen of zijn hetzelfde
  • schrappen –> sommige ideeën zijn niet haalbaar, lijken op iets dat al gedaan is, hebben al bewezen niet te werken
  • selecteren/kiezen –> 2 of 3 ideeën kiezen die je verder wil onderzoeken
43
Q

Moodboard

A
  • creatief proces –> communiceren van ideeën, ideeën voorleggen aan de klant
  • visualisatie van concept, idee, gedachte of gevoel
  • basis voor de verschillende voorontwerpen en om de klant een eerste viduele richting te tonen
  • helpen om esthetische beslissingen te nemen voor ontwerpproces
44
Q

Web design moodboard

A
  • focus op specifieke elementen die helpen visualiseren hoe je site en interface er zal uitzien
  • kleurenpallet, fonts, fotografie/illustraties, navigatie, gebruik van ruimte
45
Q

grafisch ontwerp

A

maken van style guide/huisstijlgids

46
Q

grid

A
  • wordt gebruikt als hulpmiddel voor de opbouw van een site (kolommen)
  • dunne lijnen maken een gutter/margin
  • men kan spelen met het aantal kolommen per blok om zo een ontwerp te maken
  • horizontaal kunnen we ‘inhoudelijk samenhangende” blokken creeëren
  • minder afstand = blokken horen bij elkaar
47
Q

fouten bij grid

A
  • gutter wordt fout gebruikt
  • witruimte of margin ontbreekt aan zijkant van scherm
  • tekst/beeld staat te dicht bij de rand
  • achtergrond van een vlak heeft andere kleur –> tekst mag niet helemaal in de hoek beginnen (marges gebruiken)
48
Q

kleurencirkel

A

-bestaat uit primaire, secundaire en tertiaire kleuren

49
Q

primaire kleuren

A
  • kunnen niet gemaakt worden door andere kleuren te mengen
  • gebruikt om andere kleuren te maken
  • rood, blauw en geel
50
Q

secundaire kleuren

A
  • verkrijg je door primaire kleuren te mengen

- groen, oranje en paars

51
Q

CMYK

A
  • voor drukwerk

- cyaan, magenta, yellow, black

52
Q

spotcolors

A
  • bestaat uit 1 inkt
  • kleur wordt gemengd tot 1 kleur voor er gedrukt wordt
  • kleur is zuiverdere dan CMYK kleur
  • VB/ Pantone
53
Q

substractief mengen

A
  • kleuren mengen met verf en inkt
  • kleuren lichter maken door wit toe te voegen, of vergrijzen door er zwart bij te doen (ontstaan verschillende kleurnuances)
54
Q

RGB

A
  • rood, groen en blauw

- gebruikt voor schermen, vaak kleurverschillen tussen verschillende scherm types

55
Q

additief mengen

A
  • kleuren weergeven met behulp van lichtbron en opgebouwd uit percentages rood, groen en blauw
  • wit = gelijke hoeveelheid van de basiskleuren
  • beeldscherm gekalibreerd of afgesteld op passend kleurprofiel (juiste kleur verkrijgen)
56
Q

onzetting tussen kleursystemen

A
  • niet alle pantonekleuren kunnen omgezet worden naar CMYK en/of RGB
  • een pantonekleur kan veel feller/zuiverder zijn dan CMYK afgeleide
  • een kleur in RGB kan veel feller zijn dan een CMYK afgeleide
  • zoeken naar een variant in kleurwaaiers en op het scherm
57
Q
  • basis-kenmerken kleur
A
  • tint/hue
  • toon/value/ lightness (100% = wit)
  • verzadiging/saturation (100% = volledige kleur)
58
Q

koude kleuren

A
  • zakelijk, rust, stabiliteit, vertrouwen
59
Q

warme kleuren

A

-passie, emotie, vreugde

60
Q

geel

A
  • stimulerende kleur
  • zon
    ) geluk
61
Q

rood

A
  • vuur, brand, warmte
  • wekt energie op
  • doet bloeddruk stijgen
  • zorgt voor actie
  • kleur met lef
  • trekt de aandacht
62
Q

groen

A
  • natuur
  • verzachtend, ontspannend
  • harmonisch
63
Q

blauw

A
  • lucht
  • rustgevende kleur
  • afstandelijkheid
  • zakelijkheid
  • wekt productiviteit op
  • vertrouwen
64
Q

paars

A
  • mystiek
  • exclusief
  • luxe
  • spiritueel
65
Q
  • magenta
A
  • vrouwelijk
  • gevoelig
  • intuïtief
  • gewaagd
66
Q

grijs

A
  • soms saai
  • stabiel
  • emotieloos
  • elegant
  • veilig, neutrale keuze
67
Q

zwart

A
  • verfijnd
  • elegantie
  • durf
  • kracht
  • autoriteit
68
Q

kleur toepassen

A
  • rekening houden met kenmerken kleur (warm vs koud, psychologische waarde, primair vs tertiar)
  • kleur geeft een sfeer weer en spreekt een bepaalde doelgroep aan (kleur staat niet los van inhoud)
  • kleur trekt de aandacht (zuinig zijn met kleurgebruik)
69
Q

kleurpalleten

A
  • complementair
  • monochroom
  • split complementary
  • analoog
  • driehoek
  • rechthoek
  • vierkant
70
Q

eerste schrift

A
  • tekens

- duurde meer dan 50 000 jaar voor we ons schrift hadden

71
Q

Romeins schrift

A
  • rond begin Westerse jaartelling

- hoogtepunt: romeinse kapitaal, de Capitalis Romana –> moeder van alle Westers kapitaal- of majuskelschriften

72
Q

schrift van Karel de grote

A
  • de karolingische minuskel
  • Omdat bijbel teksten in Latijn werden geschreven
  • 768
  • werd de dominante letter in West-Europa tot het eind van de 13de eeuw
73
Q

gothische minuskel

A
  • teksten kopiëren –> Veel werk en was duur
  • Zuiniger omgaan met inkt door letter kleiner te schrijven
  • sneller schrijven waardoor de letters hoekiger werden
  • Bestond 2 eeuwen
  • opgevolgd door andere gebroken schriften
74
Q

Gutenbergbijbel

A
  • 1455
  • letters werden gezet uit losse metalen letters
  • gebasseerd op gothische handschrift
  • basis boekdrukkunst
75
Q

letterfamilie

A

-alle mogelijke varianten van 1 lettertype

76
Q

Schreefloze letter

A
  • Franklin Gothic (1902)
  • Gall sans (1927)
  • Futura (1927)
  • Din (1936)
  • Univers (1956)
  • Helvetica (1957)
  • Arial (1990)
77
Q

Arial

A
  • basis lettertype Microsoft
  • goedkoop alternatief van Helvetica
  • 1 van de populairste schreefloze lettertypes
78
Q

Schreefletter

A
  • Garamond (1480-1561)
  • Didot (1784-1811)
  • Baskerville (1706 - 1755)
  • Times new Roman (jaren 30)
  • Bodoni
79
Q

Didot

A
  • gebaseerd op een verzameling verwante types die zijn ontwikkeld in de periode (1784-1811)
80
Q

Baskerville

A
  • John Baskerville (1706 -1811)

- vormde hoogtepunt van een reeks experimenten om de leesbaarheid van drukwerk te verbeteren

81
Q

Times New Roman

A
  • jaren 30 ontwikkeld voor het Britse dagblad The Times
  • vrij grootte x-hoogte met romein staartletters
  • weinig invloed op de leesbaarheid maar zorgt ervoor dat er veel meer tekst op een pagina gedrukt kan worden
  • zit in het Microsoft pakket - grote populariteit
82
Q

Bodoni

A
  • geïnspireerd door het lettertype van Baskerville
  • smallere onderliggende structuur met vlakke, strakke schreefjes
  • extreem sterk contrast tussen dikke en dunne slage en heeft een geometrische bouw
  • digitale versie kent soms leesbaarheidsproblemen