Dermale oncologie inleiding Flashcards
Opbouw huid
epidermis - basaalmembraan > dermis -> subcutis
opbouw epidermis
3 cellen
stratum corneum -> lucidum -> granulosum -> spinosum -> basale
3 cellen: melanocyten, keratinocyten, langerhanscellen
maligniteiten ontstaan in basale of begin spinosum
epidemiologie huidkanker
kans krijgen borstkanker = 1/5
incidentie BCC stijgt
90% non melanoom -> 75% basaal en 20% plaveiselcel
risicofactoren huidkanker
genetica leeftijd/geslacht uv-expositie dermato-oncologische voorgesciedenis latrogene factoren leefsttijl chronische ulcerosa fenotype virus-infectie uv-expositie
Verschil UVB en UVA
90% is UVA wat langgolvig is en dieper in huid komt (tot in dermis) -> zorgt voor huidveroudering door schade fibroblasten
UVB is kortgolvig en blijft oppervlakkiger in huid dus directe DNA schade -> verbranding van huid (rechtstreeks carcinogeen)
Directe en indirecte uv schade:
direct -> P-53 mutatie
indirect -> immuunsuppressief. effect
immuungerelateerde verhoogde kans op huidkanker(transplantatie/aids)
herpes 8 -> karposi sarcoom (angiosarcoom)
HPV -> plaveiselcelcarcinoom
ook verhoogd risico op melanoom
hoe ontstaat huidverhoudering?
niet gerepareerde DNA-schade stapelt zich hop, hou ouder hoe meer opgehoopte schade
4 tekenen van huidveroudering
- rimpels (solaire elastose)
- dunner worden huid (atrofie van epidermis)
- oppervlakkige bloedvaten (teleangiectasieën)
- rimpelvorming in nek (cutis rhomboidalis nuchea)
Voorloper basaalcelcarcinoom
geen
voorlopers plaveiselcelcarcinoom
- CIS
- actinische keratosen (cutane pigment)
- morbus bowen
voorloper melanoom
- melanoma in situ
- lentigo maligna
- congenitale melanocytaire naeci (CMN)
actinische keratose:
cellen kunnen geen normale hoornlaag meer aanmaken door gestoorde rijping keranocyten -> ruwe, rode huid
spontane regressie bij 15/63% na 6 mnd
morbus bowen
meestal solitair, soms multipel, kan overal voorkomen ook op slijmvliezen
progressie naar een plaveiselcelcarcinoom 3-10%
actinische cheilitis
: soort schilfering van de lippen