Definitievragen Flashcards
Filosofie
Het beantwoorden van deze vraag kan niet buiten de filosofie om. Een definitie geven van filosofie is niet mogelijk, maar je kan wel zeggen wat het is. Het heeft altijd te maken met reflectie, nadenken, kritische zin en zoeken waarbij je het niet altijd kan vinden en de problematieken van vandaag schatplichtig zijn aan het verleden waarin ze zijn opgebouwd. Zoeken naar een inzicht gaat zelf in dialogale respect voor wat binnen het corpus philosoficum is gebeurd. Wie aan filosofie doet, doet automatisch ook aan het historische aspect.
Wijsgebeerte
De begeerte naar wijsheid. Het verlangen en het streven uitgedrukt naar kennis en wijsheid.
Rationeel
De ratio of de rede is de enige valabele bron van kennis. De idee dat onze overtuigingen met reden verantwoord moeten worden. Als iets rationeel is, kan dat betekenen dat het gerechtvaardigd, gefundeerd, gelegitimeerd, juist, verstandig of kritisch is.
Plato (5de eeuw - 4de eeuw v.C.) en Descartes (17de eeuw)
Epistemologie
Houdt zich bezig met het onderzoek van de waarde van het menselijk kennen.
Aristoteles (4de eeuw v.C.)
Kritiek
Filosofie wordt aangewend in een heteronome situatie ten dienste van de systematiek van zijn geloofsleer. Filosofie bereikt in die context haar specialiteit. Als je terecht kan spreken van een christelijke filosofie, dan ook van een joodse, een islamitische, … Waarom zouden de kritische redenen die filosofen aanhalen anders liggen naargelang de figuur die de reflecties formuleert? Men kan accenten leggen, maar wanneer men geloofstradities of levensbeschouwingen hanteert als inperking op filosofie, dan zal men een zwaargehavende filosofie tot resultaat krijgen. Men mag de filosoof niet ontzetten om te denken in een vrije sfeer. Bredere betekenis: beargumenteren, oordelen, analyseren, interpreteren of observeren.
Reflectie
De taak van de filosofie om ideologieën te ontmaskeren en reflectie op gang te brengen.
- Dekmantelfunctie: dingen beter voorstellen dan ze zijn
- Speerpuntfunctie: men wil iets realiseren en men wil de indruk wekken dat wat men realiseert op de meest eenvoudige wijze die men kan voorstellen gebeurt
Kijken om na te gaan wat precies wordt beoogd en wat daarvan het waardevol gehalte kan zijn is de filosofische reflectie
Logos
Ordening of principe, principe van ordening, rede. Alles wat op de een of andere manier getuigt van redelijkheid, verband, ordening of structuur ( chaos: wanorde, afwezigheid van structuur). Filosofen accepteren dat de werkelijkheid logos vertoont en dus orde en structuur. De ordening kan worden achterhaald maar ook de redenen waarom de logos is zoals ze is. Centrale vraag: waarom? Met de veronderstelling dat op dit soort vraag een antwoord kan gegeven worden door logos.
Logos in de betekenis van het woord: wanneer we spreken, doen we niets anders dan ordening aanbrengen. Er zijn expressieve mogelijkheden en vrijheden, maar vrijheid is niet absoluut.
- Eerste filosofen: hadden dit door en hebben die in een zeer hoge abstractiegraad weergegeven
- Geen fusys, maar kosmos: breed, geordend geheel, zelfs bij veranderingen
Logica
Of analytica is de leer van de analyse.
Laat het aan alle andere disciplines voorafgaan want analytica handelt niet over duidelijk afgebakende klassen van reële voorwerpen, het gaat ook niet om de kenmerken van de voorwerpen, maar het is een soort van middel dat men kan gebruiken om met alle andere vormen van wetenschappelijk bezig zijn de theoria te verhelpen.
De kunst of de wetenschap van het redeneren. De leer van het juiste of geldige redeneren en denken, zodat men uit bepaalde gegevens de juiste of geldige conclusies trekt. Het bestudeert de vormen van denken, niet de inhoud.
Prefilosofie/prefilosofisch
Niet filosofische gegevens. Het geheel van alle mogelijke menselijke verworvenheden die zonder wijsgerige neerslag een gestalte hebben gekregen in de cultuur en de handelingen van de mens en in de natuur. Al deze complexe gebieden hebben hun vanzelfsprekendheden, waarover de filosofie nadenkt, trachten te doorbreken vanuit de intentie om ze te doorgronden en beter te begrijpen.
Vandaag spelen het aantal prefilosofische elementen een belangrijke rol als uitdaging voor de filosofische reflectie.
Autonomie
Het denken wenst zich aan geen enkel ander criterium dan dat van het denken te onderwerpen.
Heteronomie
Gelovig worden en zich onderwerpen aan een goddelijke instantie (godsdienst).
Metafysica
Na Aristoteles werd het de eerste filosofie genoemd en werd het gezien als datgene wat achter de fysica staat. Dit komt doordat de boeken van de filosofie geordend stonden na die van de fysica.
Nadenken over de hoogste principes of eerste principes van de werkelijkheid die men nadien kan toepassen op allerhande reflecties.
Martin Heidegger (19de - 20ste eeuw)
Ontologie
De leer van het zijnde. Sofisten: het kan niet anders, hoe minimaal ook, dan te erkennen dat er iets is.
A priori
Het eerdere, wordt verboden aan analytische oordelen.
A posteriori
Het latere, wordt verbonden aan synthetische oordelen.
Theoria
Het hoogste in de werkelijkheid in ogenschouw nemen. Soort van structuur gecreëerd: structuur van de deeldomeinen van de werkelijkheid die telkens om die werkelijkheid te benaderen een andere methodologie vergen, maar die een soort van verwantschap vertonen in die structuur waarmee hij dus de idee van de systemaciteit van de werkelijkheid bewaart.
Praxis
Handelen dat gefundeerd is, maar de doelstellingen van het handleen liggen in de handeling zelf. Elk handelingsonderdeel ligt in de doelstelling van die handeling.
Plato en Aristoteles
Poiesis
Handleen waarbij de doelstellingen van de handeling buiten de handeling ligt. Kan uitleggen waarom het handelt, maar doet het omwille van een doel dat extern gelegen is aan de handeling zelf.
Theologie
Thomas van Aquino: philosophia ancilla theologia: de filosofie is de dienstmaagd van de theologie. Filosofie moet zich in dienst stellen van de theologie en het bijhorende geloofsleven.
Antropologie
Antropologische dualiteit: de wijze waarop de mens zichzelf ziet tegenover de ziel. De wetenschap van de mens.
Plato en Descartes (18de eeuw)
Ethiek
Voortdurend zoeken naar tussenposities om extremen te vermijden. Met voorzichtigheid en behoedzaamheid vooruitkijken.
Op een begrondende wijze allerlei ethische stellingen begronden. Houdt zich bezig met de kritische bezinning over het juiste handelen.
Artistoteles en Kant
Moraalfilsofie
Filosofische discipline die op rationeel reflexieve wijze de betrokkenheid van de mens in aangelegenheden van ethische aard kritisch wil verhelderen. Reflecteert over het gedrag van de mens vanuit het standpunt van goed en kwaad en tracht de normen en waarden in verband daarmee te verfijnen en te optimaliseren.
Sociale filosofie
Houdt zich bezig met de vraag naar het ontstaan, de zin en het wezen van de maatschappij. De verhouding tussen de individuele mens en de maatschappij en bestudeert haar structuur.
Kosmos
De werkelijkheid in zijn geheel, het heelal.
Kosmologie
De ontdekking van Copernicus dat de aarde niet in het midden staat van de kosmos.
Finaliteit
Fines = doeleinde.
De wereld is vervuld met finaliteiten: kennelijk gebeurt er niets in de wereld zonder doel. Je kan zien vanuit de observatie: op verantwoorde wijze kan er over tal van natuurverschijnselen gesproken worden.
Teleologie
Telos = doeleinde.
De leer van het doel, de zoektocht naar het doeleinde achter de dingen.
Realisme
Het geloof dat hij de werkelijkheid kent zoals ze is. Door middel van klare en distincte ideeën waarbij god de garantie is van de getrouwheid van de weerspiegelingen waarmee wij denken.
Positivisme
Het geloof dat uitsluitend datgene wat zintuiglijk meetbaar is, betrouwbaar is.
Sciëntisme
Uitsluitend de wetenschappen en niets anders bekoopt betrouwbare kennis.
Mythe
Algemeen gezegd en algemeen gedeeld maar niet in de context van een symbolisch, alles omvattend verhaal waaraan een rituele praxis is verbonden.
- Personen in de mythische cultuur hebben niet door dat ze in de mythische cultuur zitten
- Verteller is niet de actor van het verhaal
- Gehouden om het verhaal ongeschonden door te geven: angst en fascinatie
Mythologie
De overgang van mythe naar mythologie gebeurt op het moment dat de verteller of doorgever van het verhaal het verhaal gaat beschouwen met een afstandelijke houding.
Aitiologie
Iets zeggen over de oorzaken van de werkelijkheid.
Typologie
Realiseren een bevordering van de cultuur, zorgen voor de gestalte van de cultuur door onderverdelingen te maken.
Ousiologie
Datgene wat wezenlijk is, wat een basiskenmerk is. Nadenken over de essentie.
Hermeneutiek
Filosofie als interpretatiekunde. De reflexieve kundigheid om al nadenkend de dingen een plaats te geven, een orde te zien in alles zodat het zicht beter wordt, meer gestructureerd, meer afgewogen.
Eerste naïviteit
Het stadium waarin de mens zich bevindt die nog niet met filosofie vertrouwd is. De mens is niet blind, maar ook niet kritisch. De mens gaat zonder beoordeling en zonder analyse met de dingen om.
Tweede naïviteit
Het besef dat men door allerlei vormen van crisis moet. De kritiek zorgt voor een tweede naïviteit.
Ethos
Aristoteles (4de eeuw v.C.)
De goede gedragswijze die men dermate heeft geïnterioriseerd of zich heeft toegeëigend waardoor het deel is geworden van jezelf.
Dialogisch
Socrates (5de eeuw v.C.)
Een stroming die de dialoog als uitgangspunt heeft.
Inductie
Socrates (5de eeuw v.C.)
Weg van de argumentatie waarbij men van het meer bijzondere naar het meer algemene gaat.
Deductie
Aristoteles
Van meer algemene principes overgaan naar meer bijzondere principes.
Essentie
Dat wat wezenlijk is aan de realiteiten waarover wetenschappen spreken en waarover je het bestaan accepteert.
Existentie
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen het er zijn van abstracta en dat van concreta.
Maieutiek
De verloskunde, brengt inzicht in de ideeën.