Defi 2 Flashcards

1
Q

Een toename

A

Un accroissement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een (terroristische) aanslag

A

un attentat (terroriste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zelfstandigheid, autonomie

A

l’autonomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de autoriteit, macht, bevoegdheid

A

l’autorité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een extralegaal voordeel

A

un avantage extra-légal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een mislukking

A

un échec

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het ondernemerschap

A

l’entrepreneuriat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een onderneming

A

une entreprise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ontwikkeling, groei, ontplooiing

A

l’épanouissement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een evenwicht

A

un équilibre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een uitbreiding, expansie

A

une expansion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de onzekerheid

A

l’incertitude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de loyaliteit tov

A

la loyauté (envers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een update, actualisering

A

une mise à jour

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het multitasken

A

le multitasking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een kennisgeving, bericht

A

une notification

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een zoektocht

A

une quëte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een erkenning

A

une reconnaissance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de veiligheid

A

la sécurité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een socioloog, sociologe

A

un/une sociologue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de stabiliteit

A

la stabilité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een derde

A

un tiers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

strijdlustig

A

combattif, combattive

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

gefocust, geconcentreerd

A

concentré(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
geëngageerd (in)
engagé (e) dans
25
uitzonderlijk
exceptionnel(le)
26
onophoudelijk
incessant(e)
27
vorig
précédent(e)
28
toegang krijgen tot, bereiken, binnengaan
accéder à
29
streven naar, ambiëren
aspirer à
30
samenwerken
collaborer
31
uitreiken
décerner
32
aanwerven, in dienst nemen
embaucher
33
afwerken, finaliseren
finaliser
34
terug (op)laden
recharger
35
eisen
réclamer
36
zich engageren / inzetten voor
s'engager dans
37
volgen op, opvolgen
succéder à
38
verwerken, behandelen
traiter
39
ervaring hebben (met)
avoir de l'expérience (dans)
40
de drang hebben naar macht, machtsbelust zijn
avoir la soif de pouvoir
41
een rebelse kant hebben
avoir un côté rebelle
42
een ontwikkelde ondernemersgeest hebben
avoir un esprit entreprenieurial développé
43
bedragen
être de
44
op zoek zijn naar de zin, betekenis (van)
être en quête de sens (à)
45
bewijzen, blijk geven van
faire preuve de
46
aan belang winnen
ganger en importance
47
in de praktijk brengen
mettre en pratique
48
wat ook ... is
quel(le) que soit
49
iemand de oren afzagen met iets
rebattre les oreilles à quelqu'un avec quelque chose
50
nood voelen aan
ressentir un besoin de
51
van het ene project op het andere springen
sauter d'un projet à l'autre
52
vroeger, voorheen
auparavant
53
zodoende, bijgevolg
dès lors
54
wat ... betreft
en ce qui concerne
55
persoonlijk, face to face
en face-à-face
56
wie dan ook
quiconque
57
ofwel... ofwel, hetzij
soit ... soit
58
later
sur le tard
59
de handenarbeid
l'activité manuelle
60
een sabbatjaar
une année sabbatique
61
een leisteen, schrijflei
une ardoise
62
het rekenen
le calcul
63
een kostprijs
un cout
64
een verantwoordelijke, supervisor
un encadrant
65
de levensvreugde
la joie de vivre
66
het alledaagse leven
le quotidien
67
een taalvakantie
un séjour linguistique
68
een ader
une veine
69
een (venster)luik
un volet
70
het vrijwilligerswerk
le volontariat
71
warm, hartelijk
chaleureux, chaleureuse
72
drukbezet
chargé(e)
73
vol bewondering voor
émerveillé(e) par
74
overrompeld, geschokt, erg verbaasd
interloqué(e)
75
(half) betaald, vergoed
(sémi-)rémunéré(e)
76
verbonden
soudé(e)
77
verhogen
augmenter
78
genieten vn, voordeel halen uit
bénéficier de
79
een boost geven, opkrikken
booster
80
passen, goed zijn voor
convenir à
81
blijken, zich bewijzen
s'avérer
82
elkaar opvolgen
s'enchainer
83
zich opdringen
s'imposer
84
wagen, proberen
tenter
85
jobjes aaneenrijgen
enchainer les petits boulots
86
goed ondersteund
être bien encadré(e)
87
goed omringd, ondersteund zijn/worden
être bien entouré(e)
88
goed ondersteund zijn/worden
être bien pris, prise en charge
89
vastzitten tussen, klem zitten
être coincé(e) entre
90
verantwoordelijk zijn voor
être en charge de
91
ga ervoor!
fonce !
92
de stap zetten, sprong wagen
franchir le pas
93
geen/nooit geld op zak hebben
ne pas/jamais avoir un sou en poche
94
terug in goede staat brengen
remettre en état
95
zcih met iemand onderhouden, met iem spreken
s'entretenir avec quelqu'un
96
zich op zijn gemak voelen
se sentir à l'aise
97
in een loodzware hitte werken
travailler sous une chaleur de plomb
98
een nachtmerrie worden
virer au cauchemar
99
binnen
au sein de
100
warm, hartelijk
chaleureusement
101
een hoogte
une altitude
102
een bergketen
une chaine de montagnes
103
een uitdaging
un challenge
104
een middenweg, compromis
un compromis
105
een toegeving
une concession
106
een echtgenoot, echtgenote, partner
un conjoint, une conjointe
107
het bewustzijn
la conscience
108
de grensverleggende ervaring, jezelf overstijgen
le dépassement de soi
109
de essentie
l'essence
110
een gemoedstoestand
un état d'esprit
111
een probleem, moeilijkheid
une galère
112
een grens
une limite
113
een pelgrimstocht, bedevaart
un pèlerinage
114
een voorbereiding
un préparatif
115
een referentie, herkenningspunt
une référence
116
een herkenninspunt
un repère
117
een wandelpad
un sentier
118
de bewegwijzering
la signalisation
119
een (water)weg
une voie (navigable)
120
constructief, opbouwend
constuctif, constructive
121
ontroerend
émouvant(e)
122
saai, tijdrovend
fastidieux, fastidieuse
123
onverwacht
insoupçonné(e)
124
spiritueel, geestelijk
spirituel, spirituelle
125
aanpakken, praten over
aborder
126
opstapelen, vergaren
accumuler
127
beginnen
débuter
128
overschrijden
dépasser
129
een depressie doormaken
déprimer
130
zich ontdoen van, loslaten
se dépouiller de
131
zich verwijderen (van)
s'éloigner (de)
132
zich verrijken (met
s'enrichir (de)
133
de neiging hebben om
avoir tendence à
134
herinneringen maken
créer des souvenirs
135
op het punt staan om
être au point de
136
in harmonie, in evenwicht zijn met zichzelf
être en harmonie avec soi
137
de wereld rondtrekken
parcourir le monde
138
afstand nemen
prendre du recul
139
genieten van het moment
profiter de l'instant
140
in een stunt, prestatie slagen
réussir un exploit
141
zich focussen, concentreren op
se recentrer sur
142
uit zijn comfortzone treden
sortir de sa zonde de confort
143
alleen reizen
voyager en solo
144
adembenemend
à couper le souffle