Deel I: H2 Flashcards

1
Q

Scheiding der machten in Belgiê

A

De staatsmacht is in België verdeeld over drie machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. Elke macht controleert en beperkt de andere machten. Dit principe van de scheiding der machten staat echter niet uitdrukkelijk in de grondwet en is ook niet absoluut.

De federale wetgevende macht maakt de wetten en controleert de uitvoerende macht. Ze wordt uitgeoefend door het parlement en de koning. Het parlement bestaat uit twee kamers, de Senaat en de Kamer van volksvertegenwoordigers.

De federale uitvoerende macht bestuurt het land. Ze zorgt ervoor dat de wetten in concrete gevallen worden toegepast en nageleefd. De uitvoerende macht wordt uitgeoefend door de koning en zijn regering van ministers en staatssecretarissen. Doordat de Koning geen handelingen kan stellen zonder dat hij hierin gedekt wordt door een minister, berust de uitvoerende macht in de praktijk bij de Federale regering, onder leiding van de eerste minister. Deze oefent de uitvoerende macht uit door middel van koninklijk besluit (KB) en ministerieel besluit (MB).

De rechterlijke macht doet uitspraak over geschillen en wordt uitgeoefend door hoven en rechtbanken. Ze controleert ook de wettelijkheid van de daden van de uitvoerende macht.

De scheiding der machten geldt ook op het niveau van de gemeenschappen en de gewesten. Ze hebben elk een aparte wetgevende en uitvoerende macht. De rechterlijke macht wordt echter voor de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten door dezelfde instanties uitgeoefend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

formele rechtsbronnen

A

de mensen/organisaties die een rechtsregel kunnen produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

natuurrechtelijke invalshoek

A

leert dat alle recht terug te voeren is naar de natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rechtspositivistische invalshoek

A

eert dat alle recht terug te voeren is tot een procedurele benadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

functionele rechtsleer

A

wijst naar de menselijke interactie als bron van het recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voornaamste regelproducenten

A

bindend (= formele rechtsbronnen, rechter kan er rechtstreeks op beroep doen om een uitspraak te doen:

  • wetgever
  • gewoonte
  • algemene rechtsbeginselen
  • vreemd recht

gezaghebbend (als ondersteuning van een redenering bij het maken van een keuze)

  • rechtspraak
  • rechtsleer/doctrine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

‘Wet’ begrip algemeen

A

De ‘wet’ is een schriftelijke rechtsnorm in gestandaardiseerde vorm met een bepaalde inhoud en uitgaande van een daartoe speciaal gelegitimeerd orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wet in formele zin

A

iedere akte die uitgaat van de wetgevende macht (wetten, ordonnaties en decreten). Bij formele wetten kijkt men niet naar de inhoud van de akte, maar naar het orgaan dat de akte heeft gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wet in materiële zin

A

Is een akte, ongeacht het orgaan dat de akte tot stand bracht, die een bindende regel inhoudt. De inhoud van de akte is doorslaggevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

onderscheid wetten

A

Onderscheid naargelang het orgaan dat de akte produceerde en naargelang de inhoudelijke reikwijdte (afstand waar iets geldt) van de norm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

indeling volgens orgaan

A
  • supranationale normen
  • interne rechtsnormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Supranationale normen

A

Supranationale normen zijn normen die worden gemaakt hetzij door internationale organisaties. Onderscheid tussen het klassieke verdragsrecht, Europees recht, Benelux-eenvormige wetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verdrag

A

geschreven overeenkomst tussen twee of meer staten waarin ze hun wederzijdse rechten en plichten vastleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Klassiek verdragsrecht

A

bij het klassiek verdragsrecht worden verdragen tot stand gebracht door overleg tussen soevereine staten. Dit gaat niet gepaard met de overdracht van een deel van de soeveriniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Benelux-wetgeving

A

andere aanpak: eenzelfde wettekst in de drie landen doe moet worden goedgekeurd, het Benelux-gerechtshof zorgt voor de juiste interpertatie in alle landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verdrag met directe werking

A

= normatieve verdragen: verdrag bevat bepalingen waaruit de burger rechtstreeks rechten kan putten ( self executing) (vb. EVRM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verdrag zonder directe werking

A

= (contractuele verdragsbepalingen: bevat verplichtingen die zich richten tot de staten zelf en niet de tot de burgers van die staten (vb. Europees Verdrag nr. 108 van Straatsburg…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Recht van de Europese Unie (art 288 VwEU)

A
  • Primair recht: bestaat uit de verdragen op basis waarvan de EGKS, de EG en de EU zijn opgericht. hier worden ook organen gecreërd zoals: commisie, raad, parlemnt etc
  • Secundair recht: de bindende beslissingen die organen kunnen nemen zoals:
    • Europese verordenng: norm die een algemene strekking heeft en in de lidstaten rechtstreeks toepasselijk en bindend is in elk onderdeel
    • Richtlijnen: : niet verbindend in al hun onderdelen en niet rechtstreeks van toepassing; maatregelen treffen om richtlijnen te implementeren
    • Besluiten: verbindend in al zijn onderdelen
    • Adviezen en aanbevelingen: geen bindende kracht

(voor voorbeelden zie p40 boek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

pseudowetgeving

A

bepaalde akte dat de rechtspositie van de burger slechts op een onrechtstreekse wijze beïnvloedt door het optreden van de uitvoerende macht, bindende kracht slaat op een lager orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de 3 huidige benelux-wetten

A
  • wet betreffende de verplichte autoverzekering (WAM)
  • wet betreffende de commoriëntes (art 721 Oud BW)
  • wet inzake de dwangsom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Interne rechtsnormen

A
  • wetskrachtige bepalingen
  • verordeningen
  • pseudowetgeving
  • adviezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wetskrachtige bepalingen

A

bepalingen die door de wetgevende lichamen tot stand worden gebracht (wetten in formele betekenis) (art 36 GW)

  • wetten door de federale wetgevende macht
  • decreten door de gemeenschappen en gewesten
  • ordonnaties door gemeenschapscommisie

daarnaast is er nog een onderscheid tussen soorten wetten omdat ze op een bijzondere manier tot stand zijn gekomen

  • besluitwetten: beslissingen van wetgevende macht, genomen tijdens WOI (door Koning en ministers) en tijdens WOII (door de in raad vergaderde ministers), dit omdat de Kamer en de Senaat niet konden samenkomen
  • programmawetten: maatregelen die zich ingevolge de begroting opdringen en hebben meestal betrekking op het sociaal en financieel beleid van de regering
  • Opdrachtwetten: uitvoerende macht heeft maar een toegewezen bevoegdheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

soorten opdrachtwetten

A
  • gewone opdracht: Zodra wetgever een reglementaire bevoegdheid toekent aan de uitvoerende macht, die niet voorkomt door artikel 108 Gw
  • kaderwetten: wetgever legt in de wet de essentiële beleidslijnen vast en draagt aan de Koning op om complementaire maatregelen uit de vaardigen
  • Bijzonderemachtenwet of volmachtenwet (!!): Bij volmachtenwet staat men voor een delegatie van wetgevende bevoegdheid aan de uitvoerende macht: het domein wordt nauwkeurig omschreven; de termijn waarbinnen deze machten verleend worden is beperkt en na het verstrijken van de termijn moet de regering verantwoording afleggen over het gebruik van deze volmachten, hetgeen vaak resulteert in een retroactieve bekrachtiging ervan door de wetgevende macht
  • Bijzonderemeerderheidswet: moet worden goedgekeurd door de volstrekte meerderheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

verordeningen

A

rechtsnormen die door de uitvoerende macht tot stand worden gebracht

  • federaal: Koning en ministers
  • deelstaat: deelregeringen
  • provincie: gouverneur en provincieraad
  • gemeente: burgemeester en schepenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

adviezen

A

adviezen, aanbevelingen en voordrachten die geen rechtsnormen zijn

26
Q

tot stand komen verdragen

A

Regels nageleefd worden volgens het eigen intern recht en volgens het internationaal recht

27
Q

regels volgens interne rechtsnormen

A

Bevoegdheid tot sluiten van verdragen verdeeld tussen de federale- en deelstatelijke uitvoerende macht . verdragen hebben pas uitwerking na instemming van wet/decreetgever (art. 167-169 GW).

28
Q

regeling verhouding tussen de gemeenschappen en gewesten enerzijds en de federale overheid anderzijds

A
  • deelstaatregering: moet federale regering op voorhand verwittigen van onderhandelingen; erna kan federale overheid schorsend optreden
  • federale overheid: beschikt over substitutie recht: houdt in dat federale overheid in de plaats kan treden van een deelstaat
29
Q

regels volgens internationale normen

A
  • verdrag van Wenen
  • vornamelijk: onderhandelingen, ondertekening van de bevoegde overheid, bekrachtiging door de bevoegde overheid en goedkeuring door de wetgevende macht
30
Q

initiatierecht in europese context

A

ligt bij de commisie, niet bij het Europees parlement, noch voor interne Europese wetgeving, noch vorr de verdragen die de EU zou sluiten met andere landen (art 289 VWEU). de raad en het Eropeees parlement kunnen verzoeken doen bij de commisie, maar de commisie is niet verplicht daar op in te gaan (art 241 & 225 VWEU)

31
Q

gewone wetgevingsprocedure

A
  • parlement beschikt over amendementsrecht en vetorecht
  • parlement op gelijke voet met de raad
  • parlement en raad moet overeenstemmen voor een nieuwe wet
  • procedure bestaat uit maximum 3 lezingen p 48-49!

art 294 VWEU

32
Q

bijzondere wetgevingsprocedure

A

vaststelling gebeurt door EP met goedkeuring van de Raad of omgekeerd of gebruik van een raadplegingsprocedure (= de Raad wordt verplicht een om zijn beslissing door een raadpleging van het EP te laten voorafgaan. Parlmeent brengt dan een niet-bindend advies uit)

33
Q

monocameralisme

A

Een eenkamerstelsel is een systeem waarbij de wetgevende macht uit slechts één kamer of huis bestaat. (Koning + Kamer)

3 situaties

  • Enkel de Kamer (art 74 GW)
  • Kamer en Senaat gelijk bevoegd (art 77 GW)
  • Evocatierecht (art 78 GW)
34
Q

bicameralisme

A

Een tweekamerstelsel is een systeem waarbij de wetgevende macht bestaat uit twee kamers of huizen. De eerste kamer of het hogerhuis wordt ook wel de senaat genoemd. De tweede kamer ook wel het lagerhuis (Koning + Kamer + Senaat)

omwille van wetherzieningen is de rol van de Senaat sterkt gereduceerd

35
Q

Evocatierecht

A

Evocatierecht is een mechanisme in het Belgische parlement dat sinds de staatshervorming 1993 aan de Senaat de mogelijkheid geeft zich uit te spreken over wetsontwerpen en wetsvoorstellen die werden aangenomen door de Kamer (art 78 GW)

36
Q

zesde staatshervorming

A

Senaat wordt omgevormd tot een deelstatenkamer, het wordt een ontmoetingsplaats voor de gemeenschap en gewest parlementen.

37
Q

initiatierecht

A

Het recht op initiatief behoort tot elke tak van de feerale wetgevendemacht, maar is bij de Senaat beperkt

Initiatief van Koning (in feite de regering)

  • wetsonderwerp
  • voorleggen aan Raad van State voor advies, daarna naad de Kamer. start van parlementaire behandeling

inititatief van lid Kamer

  • wetsvoorstel
  • wordt eerst overwogen door Kamer, daarna behandelt
38
Q

parlementaire behandeling

A

= behandeling van wetsvoorstellen en ontwerpen in commisie en plenaire vergadering

39
Q

commisie

A
  • Bevoegde commissie bespreekt, wijzigt en vult tekst aan en stemt dan
  • Verslag door verslaggever en wordt dan gepubliceerd
40
Q

plenaire vergadering

A
  • tekst, die door de commisie is aagenomen, wordt voorgelegd
  • verslag wordt bekeken
  • bespreekt wetsvoorstel of onderwerp
  • stemmen over elk artikel afzonderlijk en over geheel van de tekst (art 76 GW)
  • er moet een volstrekte meerderheid zijn dwz: er moet een quorum zijn (verplicht aantel leden aanwezig) en een meerderheid van ja-stemmen (art 53 GW)
41
Q

tot stand komen van feerale wetten (stappen)

A
  1. Bicameralisme
  2. initiatierecht
  3. parlementaire behandeling
  4. bekrachtiging
  5. afkondiging
42
Q

bekrachtiging

A

Akte door de Koning gesteld waarbij hij op zijn beurt de tekst aanvaardt

43
Q

Afkondiging

A

Handeling met de Koning als hoofd va uitvoerende macht, waarbij Koning de wet met ’s lands zegel bekleedt en de opname in het Belgische Staatsblad beveelt

44
Q

tot stand komen van niet-federale wetgeving

A

tot stand komen van decreten en ordonnaties loopt gelijklopend met weten maar er si sprake van volstrekt monocameralisme en ipv de Koning is de deelstaatregering hoofd van de uitvoerende macht

45
Q

tot stand komen van interne verordeningen

A

KB:

  • taak van federale minister
  • ontwerp KB eerst voorgelegd aan Raad van State
  • nadien aan Kining voor ondertekening

soms treedt enkel de minister op

‘een in miniosterraad overlegd besluit’ = geval waar de ministerraad goedkeuring moet geven

lokale verordeningen geregeld in provincie en gemeentedecreet

46
Q

publicatievereiste voor gelding van een nieuwe wet

A
  • Norm kan slechts bindend zijn indien hij werd gepubliceerd (art 190 GW) (Adagium = iedereen wordt geacht de wet te kennen)
  • bekendmaking in Belgisch Staatsblad en akte wordt bindend 10 dagen na publicatie tenzeij akte anders bepaalt
  • 4 exemplaren worden afgedrukt (Koninklik bibliotheek, minister van Justitie, Algemeen Rijksarchief en Belgisch Staatsblad)
  • bij provincie en gemeentedecreet: bindend 5 dagen na publicatie
47
Q

onmiddellijke toepasselijkheid van een nieuwe wet

A

dwz dat de nieuwe wet ook van toepassing is op situaties die reeds bestonden op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet (vb nieuwe wet voor gevolgen huwelijk, dan geld dit ook voor reeds gevormde huwelijken)

wet heeft geen terugwerkende kracht (enkel in BW, niet GW zodat er in sommige gevallen kan van worden afgeweken) en is geldig tot opheffing

48
Q

presentatie wetgeving

A
  • men dient een wetboek op te stellen
  • men dient dit aan te passen wanneer nodig
  • men dient een wet of meerde wetten opniewu te schrijven wanner het niet meer leesbaar is of omwille van verschilend taalgebruik
  • een wetboek is gekenmerkt door een minimale omvang, duidelijke structuur en een logische ontwikkeling van het normencomplex
49
Q

rechtspluralisme

A

wetten in de materiële zin worden door een veelheid van organen tot stand gebracht

50
Q

probleem bij hiërarchie, de bevoegdheid en toetsing

A
  • hiërarchie: de ene norm staat boven de andere
  • bevoegdheidscontrole: organen dienen te produceren binnen hun bevoegdheidsdomein
  • toetsing: lagere norm mag niet in strijd zijn met hogere norm
51
Q

supranationaal recht

A
  • voorrang supranationaal recht op intern recht niet opgenomen in GW
  • 3 voorwaarden opdat grensoverschrijdend recht voorrang krijgt op intern recht
    • Verdrag waaruit grensoverschrijdende rechtsnorm voortspruit moet door de bevoegde wetgever zijn goedgekeurd
    • Verdrag moet gepubliceerd zijn
    • Rechtsnorm moet directe werking hebben
52
Q

interne wetskrachtige bepalingen

A
  • bevoegdheid ligt bij de federale wetgever (art 35 GW)
  • normen van n grondwettelijk recht prevaleren op normen van de gewone wetgever
  • Geen hiërarchische of suprapositionele verhouding tussen de federale wetten en de deelstatelijke wetgevend akten (decreten en ordonnaties)
53
Q

verordeningen

A

Uitvoerende macht en lokale overheden beschikken over een toegewezen bevoegdheid (KB’s, ministeriële besluiten, besluiten van de deelstaten, provincie’s en gemeenten)

54
Q

bevoegdheid op wetgevend niveau

A

Bepalingen waarin wetgevende bevoegdheid verdeeld wordt tussen de federale en deelstatelijke wetgever

55
Q

Grondwettelijk Hof

A

Het Grondwettelijk Hof is een bijzonder rechtscollege in België dat toeziet op de naleving van de bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten enerzijds en de naleving van de grondrechten anderzijds.

56
Q

wetten, decreten, ordonnaties en reglementen

A

De federale overheid maakt wetten. De regionale overheden, zoals de Vlaamse overheid, vaardigen decreten uit, met uitzondering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dat ordonnanties en verordeningen maakt. De provinciale en lokale overheden maken reglementen.

57
Q

wettigheidstoetsing

A

De geldigheid van een lagere norm wordt getoetst aan een hogere norm. Intern recht wordt getoetst aan grensoverschrijdend recht, wet wordt getoetst aan de Grondwet, verordening wordt getoetst aan wet, verordeningen worden onderling getoetst.

57
Q

Raad van State

A

De Belgische Raad van State is een bijzonder adviesorgaan en rechtscollege. De Raad van State staat buiten de rechterlijke macht en maakt deel uit van de rechterlijke orde; het is een rechtscollege sui generis. ( art 160 GW)

58
Q

Verdragtoetsing

A
  • Intern recht wordt getoetst aan grensoverschrijdend/supranationaal recht
  • strijdig? Dan past Belgische rechter de norm niet toe
  • Rechter dient zelf toetsing door te voeren; hij stelt geen prejudiciële vraag (Wel toegestaan bij interpretatieprobleem met: een communautaire norm of een eenvormige Beneluxwet)
59
Q

Grondwetstoetsing

A
  • Wetten, decreten en ordonnanties toetsen aan de Grondwet
  • Taak van grondwettelijk hof
60
Q

Toetsing verordeningen

A
  • Toetsen van verordeningen aan de wet en de Grondwet
  • Controle door gewone rechters of door Raad van State
  • Gronden waaraan verordeningen kunnen worden getoetst
    • Schending van vormvereisten; niet-naleven van de motiveringsverplichting
    • Onbevoegdheid; handeling waarvoor dat administratief orgaan geen bevoegdheid had
    • Machtsoverschrijding; niet correct toepassen van wet
    • Machtsafwending; correct toepassen van bevoegdheid, maar voor een andere doel dan in de wet voorzien