Deel 1 Flashcards

1
Q
  1. Wie kan dader zijn?
A

 Strafwetboek werd geschreven vanuit oogpunt dat enkel natuurlijke persoon dader kon zijn van misdrijven, rechtspersoon was een juridische fictie en kon geen misdrijf plegen.

 Rechtspraak nam later aan dat een rechtspersonen wel dader kunnen zijn van misdrijven, maar dat ze daarvoor niet gestraft konden worden en dat het misdrijf aan de verantwoordelijke natuurlijke persoon diende toegerekend te worden. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen:

 (WETTELIJKE TOEREKENING: de wet bepaalt welke natuurlijke persoon strafrechtelijk verantwoordelijk is.

 CONVENTIONELE TOEREKENING: de wet verplicht de rechtspersoon zelf te bepalen welke natuurlijke persoon strafrechtelijk verantwoordelijk is.

 RECHTERLIJKE TOEREKENING: indien de wet of rechtspersoon dit niet bepaald hebben, is de het de taak vd rechter om na te gaan welke natuurlijke persoon strafrechtelijk verantwoordelijk is.)

 Maar de toerekening van de natuurlijke persoon leverde in de praktijk heel wat moeilijkheden op

 Invoering vd strafrechtelijke verantwoordelijkheid vn rechtspersonen in art. 5 Sw. bij wet van 4 mei 1999 (in werking sinds 2 juli 1999 dus enkel voor feiten na die datum) = autonome strafrechtelijke verantwoordelijkheid: voor eigen daderschap en eigen schuld, niet afgeleid van de fout ve natuurlijke persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rechtspersonen:Welke rechtspersonen zijn strafrechtelijk verantwoordelijk?

A

 Algemeen: art. 5, 1ste lid Sw = ALLE RECHTSPERSONEN zijn in principe strafrechtelijk verantwoordelijk.

 Uitzondering: art. 5, 4de lid Sw. = heel wat PUBLIEKRECHTELIJKE RECHTSPERSONEN
(politieke rechtspersonen o.a. federale staat, gemeenschappen, gewesten, …) en een groep OPENBARE INSTELLINGEN (OCMW) worden niet strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld.

 De wetgever heeft ook aantal groeperingen die geen rechtspersoonlijkheid hebben strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld: art. 5, 3de lid Sw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voor welke misdrijven zijn rechtspersonen verantwoordelijk?

A

 Algemeen principe: rechtspersonen kunnen strafrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld voor ALLE MISDRIJVEN.

 Uitzondering: gevallen van wettelijke toerekening waar de wet zelf bepaald heeft welke natuurlijke persoon (zaakvoerder, bestuurder, commissaris) strafbaar kan gesteld worden .

 Opdat evenwel de rechtspersoon vervolgd en veroordeeld kan worden is vereist dat het misdrijf aan de rechtspersoon kan worden toegerekend:

 Wat het materieel bestanddeel betreft = drieledig criterium art. 5, 1ste lid Sw.

 Wat het moreel bestanddeel betreft = geen wettelijk criterium

o Beoordelingdoorrechtero.b.v.hetbeleidvdrechtspersoon.Bv. gebrekkige interne organisatie, onredelijke budgettaire beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. De strafbare deelneming
A

Deelneming in de ruime betekenis = meerdere daders plegen samen één misdrijf.

 Als constitutief bestanddeel vh misdrijf. Bv. bendevorming (art. 322 Sw.), samenspanning (art. 106-110 Sw.).

 Als verzwarende omstandigheid. Bv. diefstal met geweld of bedreiging door twee of meer personen gepleegd (art. 571, 5de lid Sw.).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Drie algemene voorwaarden van de strafbare deelneming

A
  1. Deelnemen aan een door de wet als misdaad of wanbedrijf omschreven strafbaar feit

2.De deelneming moet geschied zijn op één van de door de wet bepaalde wijzen

3.Moreel element vd deelneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Deelnemen aan een door de wet als misdaad of wanbedrijf omschreven strafbaar feit
A

Er moet sprake zijn van misdrijf.
 Geen strafbare deelneming als het feit op zichzelf niet strafbaar is (Bv. zelfmoord, vrijwillig gestaakte of voltrekt ondeugdelijke poging, een rechtvaardigingsgrond) of niet meer strafbaar is (Bv. amnestie, verjaring vd strafvordering).

o Quid zelf doding?We moeten hier voor een onderscheid maken tussen actief (iemand vraagt je hem van een brug te duwen) of passief deelnemen (dokter geeft patiënt geneesmiddelen om het te doen).
Vaak wordt het als schuldig verzuim gekwalificeerd.

 Wel strafbare deelneming als de hoofddader ongestraft blijft (bv. overleden, onbekend, seponering) of niet strafbaar is (immuniteit, grond van schulduitsluiting, grond van niet toerekeningsvatbaarheid, persoonlijke strafuitsluitende verschoningsgrond).

Het moet een misdaad of wanbedrijf zijn:
 Voltrokken misdrijf of strafbare poging,
 waarop een criminele of correctionele straf staat.

Opmerking: Geen toepassing vd deelneming op misdrijven bij bijzondere wet strafbaar gesteld, tenzij de bijzondere wet in de toepassing voorziet (cfr. art. 100 Sw.) wat meestal wel het geval is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2.De deelneming moet geschied zijn op één van de door de wet bepaalde
wijzen

A

 Twee deelnemingsvormen bepaald in art. 66 en 67 Sw.: mededaders en medeplichtigen.

 Gemeenschappelijk kenmerk: vereisen actieve bijdrage tot het plegen vh misdrijf.

 Gekwalificeerde onthouding komt ook in de aanmerking als deelneming. Er zijn twee soorten gekwalificeerde onthouding:
1. Verzuim om te handelen:positieve aanmoediging tot het plegen vh misdrijf
2. schending van (zorg)plicht met bedoeling het misdrijf mogelijk te maken.

 Enkel handelingen die voor of tijdens het uitvoeren vh strafbaar feit plaatsvinden & handelingen na het misdrijf mits vooraf overleg werd gepleegd, Bv. ‘Als jij dat schilderij steelt, zal ik nadien voor een koper zorgen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3.Moreel element vd deelneming

A

 Algemeen opzet vereist = wetens en willens verlenen van medewerking.

 Wetens: Het is voldoende dat de mededader weet dat de handelingen vd
hoofddader een misdaad of wanbedrijf uitmaken; het bewust niet willen weten veronderstelt ook dat mededader weet had dat het om een strafbaar feit ging. Bv. ‘Je mag mijn auto lenen. Ik weet wel dat je er iets slecht mee gaat doen, maar ik weet niet. Ik heb gezegd dat ik niet wil weten.’

 Willens: Er kan geen sprake zijn van een wil om mee te werken als de dader het misdrijf zelf niet wou plegen, dus geen toepassing bij onopzettelijke misdrijven.

 Geen bijzonder opzet vereist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

C) De wettelijke deelnemingsvormen en hun bestraffing

A

1.(Mede)daders - art. 66 Sw
2.Medeplichtigen - art. 67-69 Sw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(Mede)daders - art. 66 Sw:  De verschillende gevallen van daderschap zijn:

A

 De uitvoerders zelf (art. 66, 2de lid Sw.) = diegenen die door persoonlijke handelingen het misdrijf zelf materieel hebben uitgevoerd of een derde als instrument hebben gebruikt om een misdrijf te doen plegen, Bv. brandstichten, slagen toebrengen, stelen.

 De rechtstreekse medewerkers aan de uitvoering (art. 66, 2e lid Sw.) = diegenen die door deelneming handelingen het misdrijf mee materieel hebben uitgevoerd, Bv. het slachtoffer vasthouden bij een verkrachting.

 Diegenen die noodzakelijke hulp of bijstand hebben verleend zonder dewelke het misdrijf niet hadden kunnen worden gepleegd (art. 66, 3e lid Sw.) bij de uitvoering vh misdrijf of bij de voorbereiding ervan, Bv. chauffeur van de vluchtwagen bij een overval, de wacht houden bij een huisinbraak, helpen bij het vervaardigen vh moordwapen.

 Uitlokking of aanzetting: gelijkgesteld want zij hebben misdadig voornemen doen onstaan.

 Hoe moeten mededaders worden bestraft? art. 66, 1e lid Sw
 Mededaders wordt hetzelfde bestraft als de dader zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Medeplichtigen - art. 67-69 Sw.

A

 De verschillende gevallen van medeplichtigheid zijn:

 Onderrichtingen (eenvoudige raadgeving) hebben gegeven om te helpen het misdrijf te plegen of de uitvoering ervan te vergemakkelijken,
Bv. De vluchtweg uitstippelen

 Wapens, werktuigen of enig ander middel verschaffen wetende dat zij zouden dienen om het misdrijf te plegen en daartoe hebben gediend, Bv. leveren van snelle vluchtwagen.

 Nuttige (bijkomstige) hulp of bijstand geven die het misdrijf hebben voorbereid, vergemakkelijkt of voltooid, Bv. afspraken maken over heling vd goederen.

 Apart bijzonder misdrijf: heling van misdadigers art. 68 Sw.= onderdak, schuilplaats of vergaderplaats verschaffen Bv. woning ter beschikking stellen van voortvluchtigen.

 Hoe moeten medeplichtigen worden bestraft? art. 69 Sw:

 Medeplichtige aan een misdaad: wordt bestraft met straf die overeenkomstig art. 80-81 Sw. onmiddellijk lager ligt dan straf van de dader (= gelijk aan bestraffing van een poging tot misdaad).

 Medeplichtige aan een wanbedrijf: wordt bestraft met een straf die max. 2/3 van de straf mag zijn dewelke wordt toegepast indien hij een dader was (zowel op de gevangenisstraf als op de geldboete!).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er zijn TWEE VORMEN VAN AANZETTING:

A

 Individueel (art. 66 4de lid Sw.): richt zich tot één of meer welbepaalde personen = door giften, bedreigingen, beloften, misbruik van gezag, arglistigheden Bv. Diegene die een persoon betaalt om een moord te plegen.

 Collectief (art. 66 5de lid Sw.): richt zicht in het openbaar tot een welbepaald publiek of onbepaald publiek = door woorden uitgesproken in openbare bijeenkomsten op plaatsen door geschriften, drukwerken die aangeplakt zijn, rondgedeeld of verkocht of openlijk zijn tentoongesteld Bv. Mensen opjutten om auto’s in brand te steken.

De ALGEMENE VOORWAARDEN zijn:
 Er moet een rechtstreeks verband zijn tussen de
aanzetting en het misdrijf,

 Misdrijf moet gebeuren door één van de middelen die in de wet op limitatieve wijze zijn opgegeven,

 En moet uitwerking hebben gehad.
o Soms is aanzetting als een zelfstandig misdrijf bestraft.
Bv. Dronken persoon aanzetten tot het besturen ve voertuig (art. 37 Wegverkeerswet).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De verschillende gronden van schulduitsluiting

A

Dwang of overmacht
Dwaling of onwetendheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dwang of overmacht

A

 Basis: art. 71 Sw.: Grondslag = de afwezigheid van schuld. De wils- of keuzevrijheid is zodanig aangetast dat zijn gedraging niet aan hem kan worden verweten. Geldt voor alle misdrijven.

De voorwaarden zijn:

 VOLLEDIGE UITSCHAKELING VAN DE VRIJE WIL =
o De wils vrijheid is volledig verloren.
o Indien wils vrijheid slechts gedeeltelijk aangetast is, kan dit wel nog een verzachtende omstandigheid (Bv. ongeschiktheid aan de hoofddader) of verschoningsgrond (Bv. uitlokking) zijn.

 EEN UITWENDIGE DWANG =
o Gebeurtenis buiten de wil van de dader die hij niet kon voorzien of vermijden.

oGeen dwang bij gevoelens zoals hartstocht ,jaloersheid, woede, haat, wraak omdat men zich moet kunnen beheersen, kan wel een verzachtende omstandigheid of verschoningsgrond zijn (Bv. uitlokking).

MAG NIET AAN EIGEN NALATIGHEID OF FOUT VD DADER TE DANKEN ZIJN =
o Bv.een bestuurder die een ongeval veroorzaakt omdat hij in slaap viel achter het stuur terwijl hij wist dat hij vermoeid was.

o Wat met alcohol intoxicatie of onder invloed van drugs?

oWanneer een persoon zich vrijwillig in die toestand heeft gebracht kan er geen sprake zijn van dwang of overmacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dwaling of onwetendheid

A

 Basis: niet door de wet bepaald, maar ontstaan uit rechtspraak en rechtsleer.

 Absolute voorwaarde = onoverwinnelijkheid of onverkomelijkheid van de dwaling = vergelijken met bonus pater familias: elk redelijk, voorzichtig en bedachtzaam persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst zou dezelfde dwaling hebben begaan, enkel goede trouw is niet voldoende.

 We kunnen een onderscheid maken tussen:

 Rechtsdwaling = de dader weet niet dat hij de wet overtreedt omdat hij zich vergist m.b.t.
1) het bestaan vd strafwet of
2) betekenis, draagwijdte of toepassingsvoorwaarden vd wet.

o Dwaling als gevolg van een verkeerd advies door een geschikt persoon gegeven, wordt enkel aanvaard als men ook alle nuttige informatie aan de adviseur heeft verstrekt.

o Machtiging van een bevoegde overheid, die regelmatig lijkt, maar dat niet is, levert rechtsdwaling op.

 Feitelijke dwaling = de dader vergist zicht m.b.t. de feitelijke omstandigheden die het misdrijf maken Bv. dubbel huwelijk aangaan als men in de veronderstelling verkeerde dat het eerste huwelijk rechtsgeld ontbonden was.

oWordt enkel aanvaard als de dwaling betrekking heeft op een essentieel element, niet op een bijkomstige omstandigheid zoals Bv. identiteit vh slachtoffer. Wie A wil doden maar per ongeluk B doodt, kan zich niet beroepen op dwaling.

o Ook niet wanneer de dwaling zelf een misdrijf uitmaakt,Bv. Tijdens jacht schiet een jager een andere jager dood. Een jager die meent dat hij op een dier schiet, maar een andere jager verwondt, en hiervoor vervolgd wordt voor onopzettelijke slagen en verwondingen, kan zich niet beroepen op dwaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid

A

 1) Eerst moet de rechter nagaan of het misdrijf gepleegd werd.

2) Daarna zal de rechter moeten beoordelen of er geen rechtvaardigingsgronden (betrekking op het feit) zijn die de wederrechtelijkheid vd gedraging opheffen.

3) Als die niet aanwezig zijn, onderzoekt hij eerst of er gronden van schulduitsluiting zijn en daarna of er gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid (betrekking op de persoon van de dader) zijn die ervoor zorgen dat de dader voor zijn wederrechtelijke handeling niet ter verantwoording kan worden geroepen (er is wel een misdrijf maar er is geen schuld).

 Gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid = omstandigheden door de wet bepaald waardoor men de dader zijn wederrechtelijke gedraging niet kan toerekenen wegens zijn geestelijke vermogens en inzicht in zijn handelingen. De dader treft geen schuld en wordt vrijgesproken. Maar de overheid neemt wel beveiligingsmaatregelen.

 In personam = gelden enkel t.a.v. persoon op wie ze betrekking hebben.

17
Q

De verschillende gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid

A

De geestesgestoorden
De minderjarigheid

18
Q

De strafuitsluitende verschoningsgronden

A

 Nadat de rechter de objectieve rechtvaardigingsgronden, de gronden van schulduitsluiting en de gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid heeft onderzocht (gelden voor alle misdrijven), kijkt hij of er strafuitsluitende verschoningsgronden aanwezig zijn (gelden enkel in gevallen bij wet bepaald).

 Strafuitsluitende verschoningsgronden = omstandigheden die de wet op bijzondere wijze heeft bepaald, die als de rechter hun bestaan heeft vastgesteld, van rechtswege de strafontheffing voor de dader vh misdrijf met zich meebrengen. De wetgever heeft bepaald dat het misdrijf niet strafwaardig is om redenen van criminele politiek.:
-Art. 78 Sw.: de rechter kan geen andere verschoningsgronden toepassen dan in de wet bepaald.
-De verschoning betreft enkel de straf. Het feit blijft een misdrijf en de dader blijft schuldig, maar men gaat geen straf opleggen.
-Als de rechter het bestaan van een verschoningsgrond vaststelt, moet hij ze verplicht toepassen.

De kenmerken:
 BIJZONDER KARAKTER = gelden enkel m.b.t. welbepaald misdrijf in de wet bepaald, niet voor alle misdrijven.

 PERSOONLIJK KARAKTER = gelden enkel t.a.v. persoon op wie ze betrekking hebben Bv. Zoon en vriend die vader bestelen, de zoon zal niet worden bestraft maar de vriend wel (bloedband).

19
Q

De verschillende strafuitsluitende verschoningsgronden

A

1.Bloed- en aanverwantschapsbanden tussen dader en slachtoffer
2.Aangifte vn bepaalde misdrijven aan de overheid
3.Onderwerping aan de overheid
4.De decumulregel bij misdrijven door rechtspersonen
5.Misdrijven gepleegd in kader van de BOM-wet

20
Q

Bloed- en aanverwantschapsbanden tussen dader en slachtoffer

A

 Misdrijven tegen eigendommen: diefstal (art. 462 Sw.), misbruik van vertrouwen (art. 492 Sw.), oplichting en bedriegerijen (art. 504 Sw.), afpersing (art. 470 Sw.), informaticabedrog (art. 504 Sw.).
 Ook bij een diefstal met verzwarende omstandigheid. Maar als de verzwarende omstandigheid op zichzelf een misdrijf is (bv. braak van afsluiting of opzettelijke slagen en verwondingen), dan zal de verschoning op dit misdrijf n.v.t. zijn.

 De strafrechter zal tot de niet-ontvankelijkheid vd strafvordering besluiten. Geeft wel aanleiding tot een burgerlijke vordering tot schadevergoeding, maar deze moet voor de burgerlijke rechter worden ingeleid.

 Hulp verlenen aan familieleden door het verbergen van veroordeelde of vervolgde personen (art. 121 en 341 Sw.) of afleggen van valse verklaringen (art. 225 Sw.).

 Doel = bescherming vd familie door te vermijden dat dergelijke misdrijven in de strafrechtelijke sfeer belanden.

21
Q

Aangifte vn bepaalde misdrijven aan de overheid

A

 Doel = tijdig kunnen ingrijpen tegen zware misdrijven.

 Persoonlijk: slecht voor de dader van de aangifte.

De persoon krijgt vrijstelling van straf krijgt als:
 hij aangifte doet aan de overheid,
 onthulling van nieuwe informatie,
 alles bekendmaakt dat hij weet.

 Bijzonder = opgenomen in Sw.: Samenspanningen tegen veiligheid vd staat (art. 136 Sw.), muntvervalsing (art. 192 Sw.), vereniging van misdadigers en criminele organisaties (art. 326 Sw.) – of in bijzondere strafwetten: drugsdelicten (art. 6 Drugwet).

Enkel in deze gevallen, er is geen algemene verschoningsgrond zoals de spijtoptanten (deze zal nog wdn ingevoerd).

22
Q

Onderwerping aan de overheid

A

 In geval van oproer (art. 134 Sw.) of in geval van weerspannigheid in bende (art. 273 Sw.), zich tijdig aan de overheid onderwerpen. Je mag niet de de leider vh oproer zijn.

23
Q

De decumulregel bij misdrijven door rechtspersonen

A
24
Q

Misdrijven gepleegd in kader van de BOM-wet

A

 BOM (=Bijzondere opsporingsmethoden): onderzoeksmaatregelen (afluisteren, infiltratie, informanten) die politieambtenaren kunnen gebruiken, wordt geregeld door de BOM-wet van 6 januari 2003.

 Politieambtenaren mogen in het kader van een BOM met het uitdrukkelijk (vooraf of achteraf) akkoord van de PdK misdrijven plegen,

 die strikt noodzakelijk zijn voor het welslagen vd opdracht of om de veiligheid te verzekeren van zz of andere betrokken personen,

 die niet ernstiger mogen zijn dan het misdrijf waarvoor de methoden worden aangewend,

 die evenredig moeten zijn met het nagestreefde doel.

Bv. Undercoveragent die geïnfiltreerd is een drugsbende kan door PdK worden toegestaan om drugs te verhandelen.

25
Q

 We kunnen een onderscheid maken tussen:Fysieke dwang of materiële overmacht en Psychische dwang of morele overmacht

A

 Fysieke dwang of materiële overmacht = vloeit voort uit externe omstandigheden Bv. ongeval door plotse ijzelvorming , ongeval door epileptische aanval ve autobestuurder die niets afwist van zijn gezondheidstoestand.

 Psychische dwang of morele overmacht = een ernstig, onrechtmatig en onmiddellijk gevaar dwingt de dader om het misdrijf te plegen

 De rechter oordeelt over het bestaan van onweerstaanbare dwang met in achtneming van concrete omstandigheden Bv. Bankbediende moet onder dreiging van een wapen de kluis openmaken en geld overmaken aan de overvallers