Deel 1 Flashcards

1
Q

Wat wordt bedoelt met collectieve behoefte?

A

Een behoefte die voor de samenleving dient, denk hierbij aan goede infrastructuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?

A

Welvaart = welvaart in enge zin - er wordt alleen gekeken naar materiële zaken

Welzijn = welvaart in ruime zin - de mate van tevredenheid (bevolking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg het begrip M1 volledig uit.

A

M1 = Maatschappelijke geldhoeveelheid = Het chartaal en giraal geld in omloop en in handen van het publiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg het begrip M2 uit.

A

M2= Secundaire liquiditeit = niet direct opeisbare vorderingen van het publiek op banken, met een looptijd korter dan 2 jaar. Wordt ook wel near money genoemd

Denk aan termijndeposito’s en kortlopende valuta tegoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 3 vormen van geldschepping?

A
  • Substitutie = het omzetten van chartaal naar giraal geld of andersom. (formele geldschepping, M1 blijft gelijk maar samenstelling verandert)
  • Transformatie = het omzetten van geld in niet-geld of andersom. (materiële geldschepping)
  • Wederzijdse schuldaanvaarding = betreft de kredietlening van banken aan derden (bijv. bij een hypotheek, bij verstrekken van een hypotheek geldschepping en bij aflossen er van, geldvernietiging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de geldmarkt?

A

De markt waar vraag en aanbod van kortlopende kredieten lopen tot 2 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welke twee begrippen kan je de geldmarkt scheiden?

A
  1. Geldmarkt in enge zin - geldscheppende instellingen; banken en rijksoverheid

2 Geldmarkt in ruime zin - hetzelfde als hierboven + particulieren en bedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt verstaan onder de kapitaalmarkt?

A

Kredieten verhandeld met een looptijd van 2 jaar of langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke twee begrippen kan je de kapitaalmarkt onderscheiden?

A
  1. Openbare kapitaalmarkt - leningen worden openbaar verhandeld (denk aan de beurst - aandelen en vooral obligaties)
  2. Onderhandse kapitaalmarkt - leningen zijn niet vrij overdraagbaar, dit loopt tussen twee partijen waar je niet tussen kan komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke rente structuren zijn er en licht deze toe?

A
  • Normale of stijgende rente structuur = Als de rente voor een lange periode hoger ligt dan de voor de korte.
  • Inverse of omgekeerde rente structuur = De korte rente is hoger dan de lange rente.
  • Vlakke rente structuur = Als de korte en lange rente ongeveer gelijk zijn aan elkaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de primaire sector?

A

De economische sector die grondstoffen en voedsel levert (denk aan Landbouw, visserij etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de secundaire sector?

A

Alle bedrijven en activiteiten die de grondstoffen van de primaire sector verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de tertiaire sector?

A

Dit zijn de commerciële- en dienstverlenende bedrijven (zoals kappers, detailwinkels, theaters)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de quartaire sector?

A

Niet commerciële dienstverlening, geen winstoogmerk. (vb. overheidsdiensten, brandweer, ziekenhuis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg het begrip consumptiegoederen uit.

A

Consumptiegoederen zijn bestemd voor de CONSUMENT en is onder te verdelen in verbruiksgoederen & gebruiksgoederen:

Verbruiksgoederen - worden verbruikt en zijn na 1 keer op (voedsel, kapper, bios)
Gebruiksgoederen - Deze goederen gaan langer mee (fiets, auto, kleding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg het begrip kapitaalgoederen (investeringsgoederen) uit.

A

Kapitaalgoederen zijn bestemd voor BEDRIJVEN en kan je onder verdelen in:

Vaste kapitaalgoederen: zijn duurzaam, gaat niet na 1x gebruiken op
Vlottende kapitaalgoederen: gaan slechts 1x mee, zoals grondstoffen

17
Q

Wat is het verschil tussen interne- en externe concurrentie?

A

Interne concurrentie= Ondernemingen die met elkaar vechten om de gunsten van de consument

Externe concurrentie: concurrentie tussen enerzijds de toeleveranciers en anderzijds zijn afnemers

18
Q

Welke taak heeft het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek)?

A

Het publiceren van betrouwbare en samenhangende statische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving.

Opstellen van nationale rekening behoort tot 1 van de belangrijkste taken van het CBS.

19
Q

Welke taak heeft het Centraal Planbureau CPB?

A

Het maken van economische beleidsanalyse. CPB stelt economische analyses en prognoses. Belangrijkste zijn het centraal economisch plan en de macro economische verkenning (MEV)

20
Q

Benoem de verschillende niveaus van economie en licht deze toe.

A

Micro niveau: het individuele gedrag van consumenten en producenten
Meso niveau: ligt op het niveau van bedrijfstakken en sectoren
Macro niveau: het gedrag van een land in zijn totaal

21
Q

Wat is het verschil tussen direct- en indirect beleggen?

A

Bij direct beleggen heeft degene zelf het zeggenschap over de koop/ verkoop.

Echter worden indirecte beleggingen door iemand anders beheerd.

22
Q

Wat is een interbancair deposito?

A

Dit is een deposito dat door de ene bank bij een andere bank is geplaatst.

23
Q

Wat is een Certificate of deposit?

A

Dit is een door een bank uitgegeven verhandelbare schuldbekentenis. De looptijd en de rente staan vast.

Met een vaste looptijd en rente.

24
Q

Wat is een Commercial Paper?

A

Dit is ook een verhandelbare schuldbekentenis, maar deze is niet door een bank uitgegeven maar door een bedrijf of andere niet-kredietinstelling. Tegenover de schuld staat geen zekerheid.

25
Q

Wat zijn de indirecte belastingen?

A
  • BTW
  • Accijnzen
  • Invoerrechten
26
Q

Wat zijn de directe belastingen?

A
  • Inkomstenbelasting (op personen)
  • Vennootschapsbelasting (op rechtspersonen)
  • Vermogensbelasting (op personen)
27
Q

Wat is externe ruilvoet?

A

Waarde export/ waarde import

28
Q

Wat houdt een Kondratieff-golf in?

A

Wanneer de economie voor langere tijd (20-30 jaren) een cyclische beweging maakt

29
Q

Wat houdt een Juglar-golf in?

A

Wanneer de economie voor 5-7 jaren, een cyclische beweging maakt