Dec ‘21 Flashcards
Birne, Murmel
Knikker
Hinten
Achteraan
Freestylen
Freewielen
Durchzechen, sich durchbiegen
Doorzakken
Een belangrijke beslissing nemen
De knoop doorhakken
Dinge als selbstverständlich annehmen
Dingen als vanzelfsprekend aannemen
Vernageln, jalousien runterlassen
Dichttimmeren
Ringen, drücken
Wringen
Seinen Rausch ausschlafen
Zijn roes uitslapen
Ratlos
Raadeloos
Das Schicksal auf die Probe stellen
Het noodlot over zich afroepen
Knapp bei Kasse sein
Krap zitten
Gebeurtenissen die een psychiatrische aandoening uitlokken
Luxerende/precipiterende factoren
Tadel, Verweis
De reprimande
Het anders aanpakken
Het over een andere boeg gooien
Angleichen, in Einklang bringen
Op een lijn zetten
Sich langsam öffnen
Het schild laten zakken
Bereiten (Kummer/Sorgen)
Erregen (Aufsehen)
Gebären
Baren
Das spart / das ist ein ein Unterschied mit der vorherigen Situation
Dat scheelt alweer
Herumfriemeln
Peuren
Das krieg ich schon hin
Dat valt wel te regelen
Solcherart, solchermaßen
Dusdanig
Argwanend kijken / jaloers zijn
Met een schuin oog kijken
Dämlich, stumpfsinnig
Suf
Das funktioniert garnicht
Het werkt geen meter
Ergreifen (chance)
Nutzen (gelegenheit)
Aangrijpen
In eine Richtung neigen
Een kant op neigen
Großtat, Heldentat
Wapenfeit
Differenzieren, abstufen
Nuanceren
Respect betonen voor hoe iemand iets voor elkaar gekregen heeft
Petje af
Tussen iets vastzitten
In de knel zitten
Je iets goed herinneren
Iets scherp op je netvlies hebben
Hinunterschlingen, pferchen
Proppen
Erheblicher Mangel an
Nijpend tekort/gebrek aan
Auslösen, provozieren, anstiften
Uitlokken
Milde stimmen, rühren, erweichen
Vertederen
Dennoch. Trotzdem
Desondanks
Abfahren (reifen)
Abtragen (schuhe)
Verbrauchen
Verslijten
Schleife, Schlinge
Aufhänger (Kleidung)
De lus
Krumm, schief, unbeholfen
Krom
Alle krachten inspannen
Alle zeilen bijzetten
Ontoereikende compensatie van een psychische stoornis
Decompensatie
Zonder zich ergens voor de schmamen
Ongegeneerd
Probleme lösen
Brandjes blussen
Je overmatig inspannen
Op je tenen lopen
Zäh, trotzig, rau
Stroef
Alles overwogen hebbend
Al met al
Anhaben können, scheren, schaden
Deren
Bestätigen, beipflichten
Beamen
Raufen, kämpfen
Knokken
Sorgerecht
Ouderlijk gezag / voogd
Selbstironie
Zelfspot
Schwarzmalen
Zwart maken
Düsen, reißen, langscheuern
Scheuren
Unangenehm, peinlich
Gênant
Stimmengewirr
Het geroezemoes
Wissenslücke
De hiaat
Schon, bereits
Reeds
Dermaßen
Dermate
Plump, stumpf
Bot
Kein stück
Geen fluit
Gesprächsbereit sein
Te woord staan
Windel
De luier
Kahn, Boot
De schuit
Äußerst, überaus, außerordentlich
Uitermate
Naar mijn mening
Mijns inziens
Op het juiste moment voordeel krijgen
Met zijn neus in de boter vallen
Widerspricht meinen Prinzipien
Ruist tegen alles in waar ik voor sta
Sperren, unterbrechen, suspendieren, aussetzen/aufschieben, einstellen
Schorsen
Aufdröseln
Uitpluizen
Überquellen, überschießen
Volschieten
Waschlappen, Flasche
Flapdrol
Dödel, Stümper
Kluns
Früchte tragen
Vruchten afwerpen
Anführungszeichen
Aanhalingsteken
Eigen, gesondert
Apart
Fremdkörper, Eindringling
De indringer
Vor stolz …
Glimmen van trots
Eben, sofort, sogleich
Dadelijk
Einflüstern
Souffleren
Parat, Einsatzbereit
Paraat
Mit Argumenten stützen
Beargumenteren
Stoßen auf
Stuiten op
Stürmen/stürzen in, losrasen auf
Invliegen
Über den Telerrand hinausschauen
Verder kijken dan zijn neus lang is
Iemand voor niets een en weer laten lopen
Iemand van het kastje naar de muur sturen
Plump, stumpf
Bot
Naar huis
Huiswaarts
Schüren, anfachen
Aanwakkeren
Tragbar, zumutbar
Draaglijk
Bestätigen, beipflichten
Beamen
Beweren dat iemand iets bepaalds heeft gezegd
Iemand iets in de mond leggen
Een vraag zo inkleeden, dat het antwoord er tevens in opgesloten ligt
Iets in de mond geven
Sozusagen
Om het zomaar te zeggen
Streitpunkt, Sachverhalt
Issue
Van een onaangename in een andere vervelende situatie terecht komen
Van de regen in de drup raken
Glücklich, gedeihlich, reibungslos
Voorspoedig
Bezugsrahmen
Het referentiekader
Zich goed kunnen verdedigen
Zijn mannetje kunnen staan
Iets niet stellig willen zeggen, bevestigen
Een slag om de arm houden (naar iemand)
Verständigen, unterrichten, warnen
Verwittigen
Sublimation
De sublimatie
Kohle, Geld
De poen
Früher, damalig
Toenmalig
Wie oben, ebenso
Idem dito
Wenn, falls
Indien (nicht als!)
Obwohl
(Al)hoewel.
Nicht ofwel!
Stand houden, zich redden
Overeind blijven
Dinge anders machen
Buiten randjes kleuren
Königin (Bienen)
Mutter (Schraube)
Bodensatz
De moer