De periode Flashcards
1
Q
Prehistorie
A
…-3500v.C.
2
Q
Oude Nabije Oosten
A
3500v.C.-800v.C.
3
Q
Klassieke oudheid
A
800v.C.-476
4
Q
Middeleuwen
A
476-1492
5
Q
Vroegmoderne tijd
A
1492-1789
6
Q
Moderne tijd
A
1789-1945
7
Q
Hedendaagse tijd
A
1945-…
8
Q
Neil Amstrong
A
Hedendaagse tijd
9
Q
Egypte
A
Oude Nabije Oosten
10
Q
kastelen
A
middeleuwen
11
Q
fabriek
A
moderne tijd
12
Q
jagers
A
prehistorie
13
Q
Rome
A
klassieke oudheid
14
Q
Colombus
A
vroegmoderne tijd
15
Q
Periode jagers en voedselverzamelaars
A
Neolithise revolutie
16
Q
landbouwverzameling
A
industriële revolutie
17
Q
industriële verzameling
A
postindustriële revolutie
18
Q
Postindustriële verzameling
A
Geen
19
Q
Economie
A
handel
20
Q
cultuur
A
wetenschappen
kunst
godsdienst
21
Q
sociaal
A
vrijheid<-> onvrijheid
agrarische samenleving <-> stedelijke samenleving
22
Q
politiek
A
centralisatie
imperialisme
