De Nier Flashcards

1
Q

Bij hoeveel verloren procent van de nier merk je een verschil in de homeostase?

A

75% verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de 1e functie van de nier?

A
  1. Reguleren van de bloeddruk en het extracellulair volume
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de 2e functie van de nier?

A
  1. Regulatie van osmolariteit (hormonen uitgescheiden door nieren kunnen dorst stimuleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de 3e functie van de nier?

A
  1. Ionbalans (filtratie en reabsorptie van van ionen in nieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de 4e functie van de nier?

A
  1. Homeostase van het pH (reguleren afgifte en conservatie van H+ en HCO3-)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de 5e functie van de nier?

A
  1. Afvalstoffen afscheiden via urine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de 6e functie van de nier?

A
  1. Hormoon productie in 3 endocriene systemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke 3 endocriene systemen speelt de nier een rol?

A
  1. Productie van erythrocieten (rode bloedcellen) door synthese van erythopietin
  2. Homeostase van bloeddruk door afgifte renine (reguleert Na+ balans)
  3. Ca2+ balans door mzetten van vitamine D in de actieve vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heet het buitenste van de nier?

A

Cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe heet het binnenste van de nier?

A

Medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar zitten de nefronen?

A

Voor 80% in cortex (corticale nefronen) en 20% dipt de medulla in (juxtamedullaire nefronen)
https://www.google.com/url?sa=i&url=https%3A%2F%2Fslideplayer.nl%2Fslide%2F2072314%2F&psig=AOvVaw3hGlrVUQzWk1T24PnLluf1&ust=1646515532829000&source=images&cd=vfe&ved=0CAgQjRxqFwoTCIi_5L2yrfYCFQAAAAAdAAAAABAJ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de glomerulus? Wat ligt eromheen?

A

Gespecialiseerd netwerk van haarvaten met het Bowmans kapsel eromheen. Dit is deel van het nefron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe zijn de glomerulus en het kapsel van Bowman gekoppeld?

A

Het endotheel van de glomerulus en het epitheel van het Bowmans kapsel zijn gefuseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe gaat het filtraat verder nadat het in het Bowmans kapsel is gekomen?

A

Naar de proximale tubulus, dan de lus van Henle (met een afdalend en stijgend deel). Dan komt het in de distale tubulus en vandaaruit in een collecting duct. De collecting ducts van alle nefronen verzamelen in de renal pelvis. Vandaar gaat het via de ureter naar de blaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de stappen van het het verloop van het filtraat?

A
  1. Bowmans kapsel
  2. Proximale tubulus
  3. Lus van Henle (dalend en stijgend)
  4. Distale tubulus
  5. Collecting duct
  6. Renal pelvis
  7. Ureter
  8. Blaas
  9. Urethra
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt urine vanuit de blaas uitgescheiden?

A

Via de urethra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar ligt de lus van Henle?

A

Diep in het merg (binnenste deel nier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de 3 processen die plaats vinden in de nier?

A

Filtratie, secretie en reabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar vindt filtratie plaats?

A

Glomeruli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is filtratie?

A

Vloeistof en opgeloste stoffen gaan vanuit het bloed naar het lumen van het nefron. Dit gebeurt via de wand van het glomerulus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe kan filtratie plaatsvinden?

A

De epitheelcellen van glomeruli zijn aangepast zodat er meer transport kan plaatsvinden

22
Q

Wat is secretie?

A

Meer stoffen gaan vanuit het bloed naar de urine. Dit is actief transport en het gaat hierbij om de stoffen die bij filtratie niet het bloed uitkwamen.

23
Q

Wat is reabsorptie?

A

Terughalen van stoffen uit het nefron lumen. Deze stoffen zijn uit de glomeruli gefiltreerd, maar wil het lichaam niet uitscheiden. Ook wordt water teruggehaald naar het bloed.

24
Q

Hoeveel liter wordt gefiltreerd? Hoe wordt uitdroging voorkomen?

A

180L door de glomeruli gefiltreerd. Water gaat terug het bloed in via reabsorptie.

25
Q

Wat is excretie?

A

Uitscheiding

26
Q

Waar vindt reabsorptie plaats?

A

Overal in het traject van proximale tubulus, lus van Henle en distale tubulus

27
Q

Waar vindt secretie plaats?

A

In de tubuli maar niet in de lus van Henle (stoffen van bloed in lumen)

28
Q

Welk proces hoort bij bloed -> lumen?

A

Secretie (en filtratie)

29
Q

Welk proces hoort bij lumen -> bloed?

A

Reabsorptie

30
Q

Wat gebeurt er in de distale tubulus?

A

Er vindt fijne regulatie plaats afhankelijk van de hormoonstatus.

31
Q

Hoe verloopt het volume van het filtraat?

A

In kapsel van Bowman 180L per dag, proximale tubulus 54L, lus van Henle 18L en distale tubulus 1.5L

32
Q

Wat voor reabsorptie vindt er plaats in de proximale tubulus?

A

Isotone reabsorptie van water en opgeloste stoffen

33
Q

Wat voor reabsorptie vindt er plaats in de lus van Henle?

A

Meer reabsorptie van stoffen dan van water, waardoor het filtraat hypotoon wordt.

34
Q

Wat is de formule van de renale werking?

A

Excretie= filtratie - reabsorptie + secretie

Secretie en filtratie gaat naar het lumen

35
Q

Wat is de filtratie fractie?

A

Het percentage bloedplasma dat wordt gefiltreerd (zo’n 20%)

36
Q

Wat zorgt ervoor dat het filtraat anders is dan het bloed dat er langs stroomt?

A

3 filtratiebarrières in de glomeruli:

  • glomerulair capillair endotheel
  • basaal membraan
  • epitheel van kapsel van Bowman
37
Q

Wat is het glomerulair capillair endotheel?

A

Gefenestreerd endotheel (grote poriën). Cellen kunnen hier niet doorheen. Ook zit er een negatief geladen laagje eiwitten in het endotheel dat bloedeiwitten afstoot. Dit laagje heet de glycocalyx.

38
Q

Wat is de glycocalyx?

A

Een negatief geladen laagje eiwitten in het glomerulair capillair endotheel

39
Q

Wat is het basaal membraan van de glomerulus?

A

Acellulair materiaal. Het is een barrière van negatief geladen eiwitten zoals collageen. Het houdt bloedeiwitten tegen.

40
Q

Waaruit bestaat het epitheel van het Bowman’s kapsel?

A

Het bestaat uit podocyten (=cellen met cytoplasmatische extensies, foot processes). De foot processes vormen een netwerk met filtratie spleetjes. Daar zitten de eiwitten nephrin en podicin, een tweelagige zeef.
Ook zitten er mesangiale cellen in verspreid met een ondersteunende functie

41
Q

Door welke 3 drukken wordt de glomerulaire functie beïnvloed?

A
  1. Capillaire bloeddruk
  2. Capillaire colloïd osmotische druk
  3. Hydrostatische druk in het kapsel van Bowman
42
Q

Wat is capillaire bloeddruk?

A

De bloeddruk in het glomerulus (dat is immers een haarvatenbundel). Ongeveer 55 mm hg, positief voor filtratie en drukt het plasma het kapsel van Bowman in.

43
Q

Wat is normale range van pH?

A

7.38-7.42

44
Q

Welke schommelingen van pH onderscheiden we?

A

Respiratoire acidose,
Metabole acidose,
Respiratoire alkalose,
Metabole alkalose

45
Q

Waardoor ontstaat respiratoire acidose of alkalose?

A

Door hyper- of hypoventilatie -> verandering in PCO2 -> schommeling van pH

46
Q

Waardoor ontstaat een metabole acidose of alkalose?

A

Door een zuur of base die niet CO2 is

47
Q

Waardoor ontstaat respiratoire acidose?

A

Hypoventilatie -> meer PCO2 -> lagere pH. Dit komt veel voor bij COPD of drugs, astma en pneumonie

48
Q

Waardoor ontstaat respiratoire alkalose?

A

Hyperventilatie -> minder PCO2 -> hoger pH. De alkalose kan worden opgelost door de patiënt in een zak te laten ademen. Vrij zeldzaam.

49
Q

Waarmee gaat een acidose vaak gepaard?

A

Een hyperkalemie met neurologische gevolgen.

50
Q

Op welke 2 manieren beïnvloeden de nieren de pH?

A

Direct, door excretie/reabsorptie van H+

Indirect, door extrectie/reabsorptie van een buffer (HCO3-).

51
Q

Hoe heet het haarvatennet?

A

Glomerulus