De Helderveld Microscoop Flashcards

0
Q

Wat zijn en houden in: parfocale en confocale objectieven?

A

Dit zijn de objectieven in de objectief-revolver en deze zijn zo gemaakt dat je bij het wisselen naar een ander objectief amper hoeft scherp te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Hoe heet het beeld tussen het objectief en oculair?

En waarom staat deze in het brandpunt van het oculair?

A

Tussenbeeld

Zodat de lichtstralen evenwijdig uit de bundel komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de belangrijkste grootheid van detaillering van een objectief bepaald?
En hoe wordt deze bepaald?

A

Numerieke apertuur

NA = n . sin (alfa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verband tussen de NA, scheidend vermogen en de kleinst scheidbare afstand?

A

Hoe groter de NA -> hoe kleiner de kleinst scheidbare afstand -> hoe groter het scheidend vermogen.

Grote NA. Kleine NA
Kleine y. Grote y
Grote s. Kleine s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de definitie van het scheidend vermogen?

A

Het aantal streepjes per meter die net van elkaar te onderscheiden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
Wat is:
Chromatische abberatie,
Sferische abberatie,
Beeldvlakkromming,
Beeldwerving?
A

Chromatische: het niet samenvallen van kleuren doordat iedere kleur een andere golflengte en dus andere breking heeft. Rood breekt het minst, violet het meest. Hierdoor ontstaat een regenboog in de rand van het beeld.

Sferische: door de bolle vorm van de lens breekt het licht op de randen sterker als in het midden.

Beeldvlakkromming: door de bolle vorm van de lens wordt het beeld niet vlak maar bol afgebeeld. Hierdoor is de rand of het midden onscherp en het ander onscherp. Het beeld is nooit in zijn geheel scherp.

Beeldwerving: lijnen worden niet recht afgebeeld. Je hebt kussenvormig en tonvormig.

Sferische abberatie en beeldvlakkromming kun je corrigeren door te “diafragmeren”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat corrigeert:

  1. Achromatische objectieven
  2. Planachromatische objectieven
  3. Apochromatische objectieven
  4. Planapochromatische objectieven
A
  1. Voor 2 kleuren gecorrigeerd, geeft geen scherp beeld tot aan de rand.
  2. Voor 2 kleuren gecorrigeerd. Door extra lens geen beeldvlakkromming en dus een geheel scherp beeld.
  3. Voor 3 kleuren gecorrigeerd. Hoge NA en hoog scheidend vermogen door veel lenzen van hoogwaardige glassoorten.
  4. Voor 3 kleuren gecorrigeerd. Hoge NA door veel lenzen van hoogwaardige glassoorten. Gecorrigeerd voor beeldvlakkromming.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly